maandag 19 augustus 2013

Weekendje weg

‘Oh, nee. Ik dacht altijd al dat mensen dat doen, maar ze doen het dus echt. ‘ Mijn vriendin waar ik een weekendje mee naar Berlijn ben, kijkt me vol afgrijzen aan. Ik heb mijn schoenen in de kast gezet en dat vervult haar klaarblijkelijk met de meeste weerzin die een mens zich maar kan voorstellen. Ze heeft het over straatvuil en hygiëne en natuurlijk heeft ze gelijk. Maar ik maal eigenlijk niet zo om dat soort dingen. Ik heb altijd geleerd dat je daar weerstand van opbouwt. En ik sta er eigenlijk ook nooit bij stil.

Wie mij kent weet dat er in mijn woning altijd een bom lijkt te zijn ontploft. Die ruim ik zo nu en dan weer op, maar hij komt ook altijd weer terug. Ik ben slordig. Ja ik ben slordig. En dat soort zaken komt pas aan de orde als je met z’n tweetjes op een kamer verblijft. Over geld hebben wij geen problemen. We maken een pot en betalen daar uit wat we nodig hebben. En wil iemand een goedkoop kopje thee en de ander een cocktail van 15 euro dan doen we daar gelukkig niet moeilijk over. Want dat haat ik.

En we willen ook graag dezelfde dingen zien: we sjouwen langs mooie gebouwen en gedenkwaardige plekken. We nemen een rondvaartboot. Maar gaan ook lekker eten en shoppen. In dat opzicht doen we het heel goed. Alleen op die kamer is het een ander geval. Zij ruimt de hele dag achter mijn kont op, ik vraag me af waar ze zich toch de hele dag druk over maakt. Dat dat jurkje daar ligt is helemaal niet erg: het ligt er warm en droog. Waar ik me dan weer over verbaas en wat zij niet snapt is dat zij met de deur open plast. Dat zijn van die persoonlijke dingen die ik dan weer liever niet aan de buitenwereld toon. En die ik ook niet van een ander hoef te horen. In een grote woning kun je dat soort zaken nog wel afschermen, maar op een kamer van een paar meter bij een paar meter worden dit soort zaken opeens heel duidelijk. Niet pijnlijk, helemaal niet pijnlijk. Want we hebben het gewoon heel fijn daar in die Heimat. We verwonderen ons er alleen over dat je zo gelijk en toch ook zo verschillend kunt zijn.

Als zij op de terugweg van Berlijn naar Nederland opeens verandert in een soort autocoureur (nadat we uren lang in de file hebben gestaan) verbaast me dat weer. Ze scheurt met 150 over de Duitse Bahn, neemt rotondes alsof de duivel ons op de hielen zit. En daar ben ik dan weer niet zo van. Ik roep dat ik nog niet dood wil en zij vindt mij waarschijnlijk een enorm watje. En dat ben ik ook. De dag na het weekend bellen we elkaar op: Wat mis ik je. Wat hadden we het goed! En zo was het ook.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten