Hoe giet it faam? Ik hoor het mezelf nog zeggen, terwijl ik
mijn fiets parkeerde bij de supermarkt. Ze keek me dapper aan, maar uit haar
woorden begreep ik wel dat het allemaal zo fijn niet ging. Ik zit weer midden
in de kuren zei ze. Beide wisten we maar al te goed wat dit betekende.
Maar
toch stapte ze vervolgens op haar eigen fietsje en nam ze haar boodschapjes mee
in de tas. Natuurlijk kende ik haar. Van de kroeg, van het voorbijgaan, omdat
we in een ver verleden bij elkaar in de straat woonden, van het verlies van
haar man toen ze nog veel te jong was. Maar ook omdat haar broer bij me in de
klas zat. Van dat soort zaken.
Die ene ontmoeting
Maar vooral van die ene ontmoeting. Toen ze daar
opeens in dat ene ziekenhuis in Amsterdam zat, waar ik ook moest zijn. Ze zat
in de hal, vooraan. Op die te lage
stoeltjes. Boven haar hoofd lagen de mensen aan de chemo wist ik. Wist zij. De
geur ervan drong in onze neusgaten. Een geur die we beiden zo goed kenden.
Ik ging even bij haar zitten
Ik
ging even bij haar zitten, vroeg haar hoe het ging. Daar in Amsterdam wisten ze
weer meer dan elders zei ze, dus ja het ging wel. Joop was de auto of de taxi
even halen zei ze en we babbelden totdat ik ons gesprek moest afbreken. Ik moet
door de scan zei ik verontschuldigend. Daarna spraken we elkaar af en toe. Ging ik even
vragen hoe het ging. Of er lichtpuntjes waren. Of er nog plezier was. Soms zag
ik haar fietsen. Ze leek zo gezond. Aan
de buitenkant. Maar we stonden ook samen in de rij bij iemand die was
overleden. We snikten. Onbedaarlijk. Om hem. Maar ook om onszelf. Ik wilde, ik wilde……
Geen opmerkingen:
Een reactie posten