maandag 28 maart 2016

Een nieuwe ziektekostenverzekering

Een nieuwe ziektekostenverzekering afsluiten blijkt zo gemakkelijk nog niet. Zeker niet als je uit het buitenland komt. De aanvraag ligt al weken bij de verzekeringsfirma. Vorige week dan maar eens gebeld. Of het nog lang ging duren. Welnee, zei een aardige man aan de lijn. Of toch, er was nog iets nodig. Een kopie van de verblijfsvergunning. Raar dat dit niet meteen wordt genoemd in de voorwaarden, maar enfin. Mailen kon, dus dat is snel. Denk je. Op de pagina van de verzekeraar kun je namelijk per bericht maar 1 kant uploaden. En zo’n vergunning heeft nu eenmaal 2 kanten. Een algemeen e-mailadres blijkt er niet te zijn, dus twee keer de hele reut opnieuw invullen. Raar systeem en ook wat dom. Maar goed.

U bestaat niet


Een dag later een brief in de bus. Nee, natuurlijk ging die niet over de verblijfsvergunning. Nee, deze ging over de inschrijving bij de gemeente. Of meneer zich wel even in wil laten schrijven bij de gemeente. Wat natuurlijk al lang is gebeurd (ook in tienvoud en waar ook vele dagen overheen gaan voordat zoiets geregeld is). Bovendien zonder zo’n inschrijving geen Burgerservicenummer. En zonder zo’n Burgerservicenummer kun je niet eens een verzekering aanvragen. Maar dat weet de verzekering dus blijkbaar niet van zichzelf. We zijn het dus een beetje beu, die bureaucratie waarbij je van het kastje naar de muur wordt gestuurd.  In een mail heb ik dat even fijntjes uitgelegd. En dat het raar is dat ze iemand waarvan ze dus blijkbaar denken dat hij geen adres heeft, wel een brief op dat adres toesturen.  

maandag 21 maart 2016

De ribbel van de dokter

Het moest weer, een controle. Die blijft spannend, dus die dag ben ik dan meestal niet te genieten. Ik was ook nog eens veel te vroeg, maar kwam gek genoeg in het bestralingscentrum allemaal bekenden tegen. Kun je het op een plaats gezellig hebben waar zoveel mensen ziek zijn? Niet echt, maar het kwam er toch in de buurt. Natuurlijk zag ik de kale hoofdjes en de mensen die heel ziek waren. Het jonge meisje tegenover me, met haar mutsje op. De wat oudere vrouw met de zuurstoffles die hijgde bij elke ademteug die ze deed. De hele magere man die met een heel geel gezicht en in een rolstoel kwam binnengereden. Maar ik had ook een leuk gesprek met de overbuurman die gewoon nog blij was dat hij er was.

Koeteren

Zijn arm was spontaan gebroken en dat is geen goed teken, maar hij had toch goede hoop. Mijn dokter fladderde ondertussen overal wat tussenin. Omdat ik veel te vroeg was, zei ze elke keer als ze een patiënt kwam halen: ‘Nog een paar dan mag jij.’ En toen mocht ik. Vanuit Amsterdam was een brief gekomen. Niet eens over mijn ziekte (ja waarschijnlijk ook wel) maar vooral over het feit dat mijn grote liefde nu in Nederland woonde. Dat vinden ze daar dus schrijvenswaardig dacht ik. En zo koeterde het gesprek wat en dat zette zich voort toen ze een lichamelijk onderzoek deed. Terwijl ze overal zocht naar bulten en die niet vond keek ik naar mijn buik die over mijn maillot puilde.

Mijn dag is weer goed

Haar lichaam verborgen in de witte jas, leek zo slank en het ontlokte me de vraag hoe ze dat toch deed. We zijn tenslotte van dezelfde leeftijd. Welnee zei ze. Jij bent veel slanker dan ik. Ze tilde haar doktersjas op en pakte een fijne ribbel vast. En ze kneep er ook nog in. ‘En ik draag ook nog corrigerend ondergoed,’zei ze toen. Mijn dag was weer goed. Om meer dan één reden.

maandag 14 maart 2016

Een mager zesje

Toen ik nog op school zat, deed ik het nooit voor een zesje. Je zou kunnen zeggen dat ik een streber was, maar het moest voor mij toch altijd minimaal een 8 zijn. Niet dat dit altijd lukte, maar ik spande me er wel voor in. Natuurlijk waren er genoeg mensen die rekenden en rekenden om er voor te zorgen dat ze net op die 6 uitkwamen. Of p een 5,6 die naar boven werd afgerond en dan een zes werd. Met dat zesje namelijk ging je over, haalde je je examen of kon je in ieder geval thuis vertellen dat je een voldoende had gehaald.

Gemeente scoort een 6,4


Ik moest daar aan denken toen ik deze week een onderzoek van de gemeente voorgeschoteld kreeg. De ondernemers in de gemeente De Fryske Marren geven het beleid van de gemeente een 6,4. Ruim voldoende zo beschreef de gemeente het en daarna volgden allerlei superlatieven. Wie de verdere tekst niet las, kon denken nou ja toch een voldoende. Maar ruim voldoende? Ruim voldoende is voor mij minstens een 7. Over de kritiek hobbelden de hoge heren ook heen: de absurd hoge regelgeving, het lange wachten op antwoorden. Het klopt allemaal wel met het beeld dat ook ik heb van de organisatie. Het duurt nogal eens heel erg lang voordat er ergens uitsluitsel over komt of er komt helemaal geen antwoord. En, ja dan is een mager zesje dus beslist de uitslag. Van mij mag de gemeente dus wel een beetje meer z´n best doen en er in ieder geval een zeven van maken.

maandag 7 maart 2016

Dromen

Dit weekend was ik op een markt waar ik de Lemster Britt en haar partner Mark tegenkwam. Britt en Mark hebben een droom. Een droom die zij momenteel aan het verwezenlijken zijn. Ze laten namelijk alles hier achter en gaan een heel nieuw bestaan opbouwen in Frankrijk. Als biologisch boer. Omdat de regels hier daar geen ruimte voor bieden. Omdat het ondernemersklimaat hier daar niet geschikt voor is en omdat Frankrijk hen dat wel biedt.


Crowdfunding


Ze werken zich het schompes momenteel om geld bijeen te schrapen dat nodig is om die droom in vervulling te laten gaan. Iedereen kan hen een bedrag geven in de vorm van crowdfunding, maar ze doen ook allerlei klussen voor mensen tegen een vergoeding. Geweldig initiatief, maar wat er vooral zo geweldig aan is, is dat ze hun droom uit laten gaan komen.

Niet wachten tot een droom vanzelf uitkomt


Dat ze niet wachten tot die droom vanzelf wel eens werkelijkheid wordt. Of het bij dromen blijft. Hoe vaak hebben we niet dromen en denken we dat we ze later wel eens uit zullen laten komen. Of vinden we dat het maar gewoon dromen moeten blijven, omdat we denken dat het niet mogelijk is. En hoeveel kostbare tijd verspillen we daarmee? Soms is het einde zomaar daar en zijn al die mooie ideeën van reizen, van leuke hobby’s of gewoon van maar 4 dagen in de week werken alleen iets wat we meenemen ons graf in. Is dat niet verrekte zonde? Zouden we niet allemaal onze dromen uit moeten proberen te laten komen? Ik probeerde het al, maar ga het nog harder proberen.