Mijn moeder was een overbezorgde moeder. Toen ik gisteravond naar bed ging en alweer dacht dat ik lief niet hoorde ademhalen en hem dus bijna knock out sloeg om maar enig leven in hem te ontwaren, toen dacht ik daar opeens aan. Aan al die keren dat zij net zolang naast mijn broertje zat tot hij in slaap was gevallen. Zijn kleine knuistje in haar smalle hand. Net zolang tot zijn ogen waren dichtgevallen en ze zich heel voorzichtig los kon wringen. Was zijn slaap dan nog te licht, dan werd hij wakker en begon alsnog te huilen. En dat was blijkbaar onverteerbaar voor haar, want dan ging ze opnieuw zitten, pakte weer dat kleine handje en bleef opnieuw zitten tot hij vast in slaap was.
Gevaren van de grote stad
Maar ik moest ook denken aan al die keren dat ze me waarschuwde voor de gevaren
van de grote stad waar ik woonde. Terwijl ik van kroeg naar kroeg zwierf, herhaalde
zij het mantra dat mensen daar allemaal in kleden liepen en allemaal - jawel niemand uitgezonderd - aan de drugs
waren. Ik vertelde haar nooit dat ik zonder enige angst door een straat liep
die niet echt als veilig te boek stond en ik gewoon tussen de kleden en drugsgebruikers
door liep. Zonder zelf in een kleed te lopen en zonder zelf drugs te gebruiken voor de duidelijkheid. Ik vertelde haar later ook niet dat ik ons eigen kleine dorp soms ook enge dingen beleefde, of enge mensen tegen was gekomen.
Ik ben mijn moeder geworden
Maar inmiddels ben ik dus mijn moeder geworden. Want ik ben
weliswaar geen moeder, maar wel een heel
bezorgde echtgenote, een bezorgde tante, een bezorgde vriendin en een bezorgde
collega en zelfs buurvrouw. Ik eis een app als iemand naar huis moet al is dat bijna om de hoek, ik
waarschuw voor rare ontmoetingen en rare mensen, bouw controleposten in voor
iedereen en check tot ik een ons weeg. En ik luister dus naar lief zijn
ademhaling als hij in bed ligt.
Buurvrouw controleren
Maar ik kan de keren ook niet meer tellen dat
ik een kwartier bij de buurvrouw voor het raam ging staan, omdat ze zo raar met de mond open lag
en ik de ambulance met gierende banden al bijna had besteld. En lief dan met
een diepe zucht zei:´ze slaapt gewoon. Kijk dan naar haar borst. ´ Ja zo
neurotisch ben ik dus.
Luchtballon
Twee weken geleden mocht lief mee in een luchtballon. Ook
daar heb ik het niet op staan. Toen hij eenmaal in de mand stond, het
hittekanon aan ging, zijn haren er bijkant affikten zag ik opeens ook angst op zijn gezicht. Kom er dan uit,
gebaarde ik. Maar dat vond hij laf. De ballon ging er met hem vandoor. Heel snel verdween hij en zag ik hem alleen nog ver boven me in de lucht. Ik zag een wolk, ik zag de wind harder worden, ik zag buien. De crew stelde me voortdurend gerust: deze ballonvaarder doet dit werk al 30 jaar en weet heel goed wat hij doet. Wat ik echt wel geloofde. Toch deed ik de hele weg schietgebedjes. Laat ze naar
beneden komen. Nu. En veilig. Maar dan stond er weer een boom. Of een koe. Of een elektriciteitsmast. Of een meer. En zag ik hem al verdrinken, aangezien mensen in Afrika niet leren zwemmen. En had ik al een noodplan gemaakt en dook ik hem na. Met de zwemband die ik immers nog achter in de auto had liggen van een dagje strand.
Na tien
keer een bijna-landing en ik rijp voor valium, bonkte de mand dan eindelijk een
paar keer door het weiland en kwam tot stilstand. De kussen van lief daarna
waren van een overlever. Opeens leek hij me te begrijpen. Dat u het even weet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten