zondag 17 januari 2010

Depressie, niets om je voor te schamen


Depressie. Honderdduizenden lijden eraan in Nederland, maar weinig durven er voor uit te komen. Laatst had ik een aanvaring met iemand omdat ik op haar Hyves had geschreven dat ik helemaal naar was van de slaappillen die ik had genomen. Mijn beste vriendin was net overleden en ik had moeite met slapen en nam daarvoor middelen om die spiraal te doorbreken. Maar ik mocht dat niet schrijven. Taboe. Dat houd je voor jezelf. Ik houd het al lang niet meer voor mezelf dat ik een grote aanleg voor depressies heb. Ik slik al denk ik wel 20 jaar antidepressiva en ze hebben mijn leven gered. Na 3 overweldigende depressies waarbij de dood nog de enige uitkomst leek, heb ik deze middelen gekregen. Na een nare inwerkperiode van een week of zes waarin je je lichamelijk beroerder voelt dan ooit is daar dan opeens het licht. Alles lijkt weer enigszins normaal, je kunt weer functioneren, de wereld voelt een stuk minder eenzaam. Ze hebben kortom mijn leven gered.


Maar er wordt nog steeds vreemd op gereageerd als ik zeg dat ik antidepressiva slik. Van “Dat heb jij toch helemaal niet nodig?” tot dat dit helemaal niet bij mij past. Altijd vrolijk, fruitig en fris. Redelijk geslaagd in het leven en altijd bezig met van alles en nog wat. Mensen hebben snel een oordeel klaar over dat soort zaken blijkbaar, vinden het denk ik een brevet van onvermogen. Geluk zou niet mogen afhangen van middelen of zo. Om die reden ben ik in het begin wel een aantal keren gestopt. Ik dacht dat ik het zelf wel zou kunnen, maar na een bepaalde periode kreeg ik toch weer klachten. Eerst heel langzaam een gevoel van onbehagen. Daarna wat dieper wegzinken in die put. Vaak vervolgens paniekaanvallen met hyperventilatie. Fijn is dat allerminst. Dus dan toch maar weer beginnen. Vaak weer met een ander middel, weer die beginklachten van ongelofelijk misselijk zijn, diarree hebben, een enorm droge mond, verschrikkelijk slaperig zijn. Dus heb ik nu een onderhoudsdosis en heb ik me voorgenomen daar ook niet meer van af te stappen.

Overigens zijn antidepressiva geen wondermiddelen die er voor zorgen dat je helemaal geen negatieve gevoelens meer hebt. Integendeel. Ik huil nog net zoveel als daarvoor, kan me nog steeds heel naar voelen over dingen. Alleen is dat in proportie. Ik ga er niet meer aan kapot, zit geen maanden achter de geraniums terwijl ik de deur niet uit durf of zo teneergeslagen ben dat niets me meer interesseert. Ook zijn antidepressiva geen gelukspillen. Ik heb wel eens het idee dat mensen denken dat je na het slikken van zo’n pilletje opeens als een happy de peppie figuur overgelukkig door je dagen springt. Niets is minder waar. De stofjes die wij depressievelingen in onze hersenen missen, maar die normale mensen wel hebben, worden er door aangemaakt. En het zorgt dus voor een “normaal”gevoel. ” Verslavend zijn de pillen dan ook niet. Het enige wat je merkt als je er eens eentje of twee vergeet is een heel raar gevoel in je hoofd. Een soort duizeligheid die onprettig is, maar geen ongeluksgevoel. Daarom moeten antidepressiva ook afgebouwd worden en niet omdat ze iemand in de zevende hemel brengen. Bovendien zijn de middelen ook geen vrijbrief om alle risico’s maar weer te nemen die een depressie in de hand werken. Goed op jezelf passen blijft nog steeds het devies. Daarom heb ik altijd voldoende slaap nodig en moet ik er voor waken dat ik dat ook krijg. En lukt dat een tijdje niet dan moet ik ook daarbij hulp van buiten hebben, want anders zit ik zoweer in die spiraal naar beneden. Slaapgebrek brengt een proces naar beneden op gang dat bijna niet te stuiten is. Maar ook verder voorzichtig zijn met wie je omgaat, hoeveel problemen je op je nek neemt en wat je doet om die toch tere balans in je hersenen in evenwicht te laten zijn, is belangrijk.

Ik neem zo weer even mijn minimale dosis. Die ligt gewoon naast de fruitschaal en mijn favoriete reistijdschriften. Voor iedereen zichtbaar en niets geheims aan.

woensdag 6 januari 2010

Anders ben je zo alleen

“Meintje”, zei mijn neefje Nils vanavond aan de telefoon, “ik moet nog wat zeggen.” Hij en ik hebben een bijzondere band en als ik met mijn broer bel moet hij me ook altijd even spreken. Nou vertel zei ik, nadat hij in geuren en kleuren had beschreven hoe hij “bijna”een hersenschudding had opgelopen toen hij met de slee naar beneden reed van een berg sneeuw op het strand. “Nou, eh,” zei hij. Het was even stil. “Zeg maar hoor”zei ik. “Je kunt mij alles zeggen, dat weet je toch wel?” Weer even een uh en toen:”Wij wilden vragen of je ook meegaat als wij naar Noorwegen gaan verhuizen. Anders ben je hier zo helemaal alleen.”
Och god, wat zeg je dan tegen zo’n lieverd? Hij en zijn zusje van 7 hadden dit samen besproken en vonden eigenlijk niet dat ik zo achter kon blijven. “Ja want we kunnen wel skypen en zo, maar ja dan kunnen we niet meer knuffelen,”zei hij erachter aan. En toen somde hij de voordelen op van het skypen. Hij zou me de vissen laten zien die hij ging vangen. Als ze dood of levend waren. En als hij uit school kwam zou hij me voor de camera vertellen hoe het nu met hem ging. En kon ik echt niet mee, dan moest ik maar vooral vaak komen. “Ja dan moet je echt gewoon maanden komen logeren bij ons,” voegde hij eraan toe.

Ik legde uit dat het wel wat moeilijk voor me was om naar Noorwegen te verhuizen, omdat mijn werk nu eenmaal bestaat uit het Nederlands. En dat spreken de Noren niet zo goed, zei ik. “Ha, nee,”begreep hij. “Maar Meintje, wanneer kan ik nu dan weer even bij jou logeren? Kunnen we in het weekendje niet even theedrinken en dan afspreken?”
“Natuurlijk lieverd, “zei ik tegen hem en op het einde van het gesprek was er natuurlijk weer dat moment dat we moesten ophangen maar het niet konden. “Ik doe het nu hoor”. Ja doe dan. “Nee nu, jij”. En hij liet het gepaard gaan met twintig keer zeggen “tot in het weekend als we gaan afspreken wanneer ik kom logeren he?”.

Even daarvoor had mijn broer me gebeld. Ik had een behoorlijke fout op mijn werk begaan, een feit niet gecheckt en daarvoor en plein public het boetekleed aangetrokken. Wat normaal is. Hij wilde me een hart onder de riem steken en meldde me dat ik me er ook weer niet al te veel van aan moest trekken. En dat hij de ingezonden brief die iemand over dit voorval had geschreven toch wel heel baud vond. Waar hij gelijk in had. Er werden weer dingen bijgehaald die met het feit zelf niets te maken hadden. Ik werd volledig afgebrand. Zo gaat het vaak als mensen fouten maken. Niet het feit zelf wordt bekritiseerd, maar er wordt van alles bijgehaald. Wat maakt dat mijn respect voor dergelijke lieden er niet groter op wordt. Ik heb ook altijd geleerd dat je het hebt over wat fout is en niet over allerlei andere dingen die daar niets mee te maken hebben. Maar goed boosheid is iets wat veel mensen aanzet tot hatelijkheden die ik niet altijd begrijp. Bovendien had ik mijn excuses al aangeboden en had ik direct toegegeven dat ik fout zat.

Maar het is wel verdomde prettig dat je dan familie hebt die je dan een hart onder de riem steekt. Gewoon omdat ze van je houden.

maandag 4 januari 2010

Een groot moment van geluk







Het afgelopen jaar was een slecht jaar. Een in en in slecht jaar. Mijn beste vriendin stierf. Ze had een naar ziekbed, had ongelofelijk veel pijn, maar ze was een kanjer. Zoals ze altijd al een kanjer is geweest. Ik mocht getuige zijn van haar ziekte en haar sterven en dat is een voorrecht. Maar ook vreselijk. Want als buitenstaander kijk je ernaar en je kunt niets doen. Ja wat praktische zaken. Eten koken, boodschapjes halen. Aan haar bed zitten en haar troosten. Met haar doornemen hoe ze het wil als ze er niet meer is. Haar afleggen zodat er geen vreemde handen aan haar lijf meer hoeven. Dat is allemaal gebeurd. En nu is ze er niet meer. Ze laat een gigantische leegte achter die bijna niet gevuld kan worden. Maar ik hoop dat ze het goed heeft daar waar ze nu ergens zweeft. Ver weg is ze wel. Ik kan haar niet voelen, terwijl ik mijn ouders wel altijd kon en kan voelen. Maar dat was ook wat ze wilde. Nadat we haar hadden afgelegd is ze direct gekist en toen naar de aula gereden. Haar ouders en haar broer hebben afscheid genomen en toen is op haar wens de kist gesloten. Om haar geest de ruimte te geven uit haar lichaam te verdwijnen. Zodat wij haar hier niet zouden houden met ons verdriet en onze pijn. Volgens mij is dat gelukt.

De leegte vullen is dus niet gemakkelijk, maar je doet wat. Afgelopen november besloot ik toch op vakantie te gaan. Met allerlei gelijkgestemden, maar vreemden. Onwennig op Schiphol. Ik te laat, want ik kwam in een gigantische file terecht. Wel op tijd voor het vliegtuig, maar bijna te laat voor de gezamenlijke incheck. Toch was er direct de klik met sommigen. Op vakantie kon ik soms mijn draai niet vinden. Bleef wel eens een dag achter op mijn kamer, omdat ik een berichtje van het thuisfront had gehad. Haar as was gearriveerd, ze is weer thuis, dat soort zaken. Mijn nieuwe vakantievrienden waren overigens alleraardigst. Als ik een dag op mijn kamer had gehangen kwamen ze me zoeken. En ik mocht het er altijd over hebben.

En toen kwam er die wonderschone dag. Naast ons op het strand het rugbyteam van Zuid-Afrika. Erg mooie mannen, maar ook erg bronstige mannen. Het maakte ons wat giechelig, want ze waren allemaal 20 of nog jonger. Door die sfeer of gewoon omdat we het zelf zo leuk hadden maakten we opeens een fotoshoot in het water. Een aantal gewone meiden en onze heerlijke beer van de groep. Hij als man met de Harem, wij gedwee aan zijn voeten. Niet met het gespierde lichaam van de rugby boys, maar zovele malen mooier van binnen. Het werd lachen, gieren, brullen. Helemaal toen er opeens in dat tropische Maleisië een regenbui losbarstte die zijn weerga weer niet kende. We gingen voor de zon, maar kwamen in de moesson terecht. Maar de hulp was nabij, want het café aan het strand was bereikbaar. En de cocktails overheerlijk in zo’n bui. Daar stonden we dan. Drijfnat, met een fijne cocktail in de hand, de jongens van de bar swingend op de leukste muziek. En Cees, onze Cees kreeg ons zover dat we ons nog een keer heel erg nat lieten regenen. In onze jurkjes, badpakken en bikini’s stonden we daar midden in dat hemelgeweld. Daar was even dat enorme pure geluk dat ik lang ontbeerd had. En een uitbundigheid die ik gemist had.

De avond duurde overigens tot in de kleine uurtjes. Onze eetafspraak vergaten we en onze badkleren zijn niet meer uit geweest. Nou ja toen we weer in bed rolden uren, uren en uren later. Maar toen hadden we eerst de rugbyboys nog een blauwtje laten lopen. Er gaat ten slotte niets boven onze eigen kerels.