zondag 22 december 2013

Serious? Eigen volk eerst?

Ik heb kinderen zien sterven. Niet mijn eigen kinderen want die heb ik niet, maar kinderen van anderen. In landen waar het niet gewoon is dat je ’s ochtends belt voor een afspraak bij je dokter en je vijf minuten later door de ambulance wordt afgevoerd. In landen waar als je geen geld hebt, je dus ook niet aan medicijnen kunt komen.

Ik heb kinderen (maar ook volwassenen) zien sterven aan aandoeningen die nergens op slaan. Malaria, koorts, uitdroging, diarree. En soms stierven hun moeders met hun mee. Daadwerkelijk of vooral in de geest. Want een paar van je kinderen moeten missen door zoiets onnozels gaat ook een Afrikaanse of Aziatische vrouw die het gewend is niet in de koude kleren zitten. Het is hartverscheurend om te zien dat moeders en vaders hun kinderen moeten missen en kinderen hun zusjes of broertjes.

En daar kunnen wij dus nu iets aan doen. Door wat te geven aan Serious Request. Ik heb het nooit zo op van die enorme acties, maar ik ben toch overstag. Want het klopt: door eenvoudige maatregelen kan iets simpels als diarree worden voorkomen. Maar vooral het sterven daaraan. Toen er op Facebook opeens een smartass ging zeggen dat het eigen volk voorging, dacht ik dat ik gek werd. Iemand die nog nooit een stap in een Afrikaans of Aziatisch land heeft gezet en beslist geen idee heeft. Eigen volk eerst? Hoorde ik hier een wederopstanding van Hitler?

Vervolgens werd ik bedolven onder de opmerkingen over mensen die in tentenkampen wonen in Nederland omdat ze in grote armoede leven. Ga ik voorbij aan het feit dat sommige mensen het hier zwaar hebben? Nee, dat ga ik niet. Ik weet dat het voor sommigen heel erg moeilijk is. Maar armoede hier en armoede daar is niet te vergelijken. Kom het eens ruiken, kom het eens bekijken, kom het eens ervaren zou ik willen zeggen. En dat kinderen daar in raggen lopen, in woningen wonen waar wij onze honden nog niet eens in laten overnachten is voor hen nog niet eens zo verschrikkelijk. Dat zijn ze gewend. Dat ze vaak met honger naar bed moeten of een papje van maïsmeel krijgen waar totaal geen voeding in zit, is al veel lastiger (ja dat is armoede).

Maar dat ze zo vreselijk ziek worden van kwalen waar wij 1 pil voor slikken en er dan helemaal niet meer eens over nadenken, is ook voor een Afrikaan of Aziaat niet te verteren. Dus ik help. En al die mensen die vinden dat het geld hier maar lekker moet blijven: zorg daar vooral voor! Als de armoede in Nederland je zo aan het hart gaat, nodig dan die daklozen uit met kerst die nu ergens onder een brug liggen. Of beter nog: neem ze op in je huis totdat ze zelf alles weer op orde hebben. Maar dat zal er wel niet inzitten he?

maandag 16 december 2013

Thuiszorgpaniek

Ik krijg geen Thuiszorg meer, schreeuwt een oudere buurvrouw me in paniek toe als ik mijn auto net geparkeerd heb. Het mens is in alle staten. Hoe moet dat nu, wie moet er nu voor zorgen dat ik niet omkom in de rotzooi?

Ik ga met haar in gesprek en vraag haar wat er nu precies aan de hand is. Het blijkt dat ze een brief heeft gekregen van de gemeente De Friese Meren en dat ze daar helemaal van over de rooie is geraakt. Ook snapt ze eigenlijk niets van het epistel. Volgens haar staat er dat ze wel hulp houdt, maar ook weer niet.

Ik denk dat ze de brief niet goed heeft gelezen en vraag haar hem me later te laten zien. Misschien dat ik uitleg kan geven. Later aanbeland bij mijn eigen brievenbus ligt er net zo’n brief. Want ja, ook ik heb iemand die mij helpt met mijn huishouden. Omdat mijn arm vol vocht zit en stofzuigen en dweilen dat alleen maar erger maakt, omdat er een geopereerde borst in de weg zit en omdat ik zo nu en dan nog steeds het gevoel heb dat er een truck over me heen gereden is. Ook in mijn brief staat van alles. Maar niets wat ik echt begrijp.

Er staat dat ik een indicatie heb gekregen. Maar dat de hulp vanaf 2014 anders wordt geregeld. Er wordt uitgegaan van wat ik nodig heb om mijn huishouden op orde te houden. Daar haak ik al wat af. Is er dan al die tijd niet uitgegaan van wat er nodig was om mij niet te laten veranderen in een clochard die onder een brug leeft?

Ik lees verder dat het gaat om het resultaat in plaats van het aantal uren. Volgens mij hangt resultaat vaak af van het aantal uren en moet er in een huishouden heel vaak hetzelfde gebeuren dat in uren is uit te drukken. Maar blijkbaar is dat niet zo. Komt mijn trouwe Thuiszorgwerkster nu iedere week bekijken wat er moet gebeuren? De ene week een kwartiertje omdat mijn arm was minder lastig deed, de volgende week 10 uur omdat ik inmiddels tegen de muren aanplak? Het lijkt erop, want er staat dat ik niet langer een bepaald aantal uren per week krijg, maar voortaan de hulp die nodig is om het huishouden op orde te houden. Met mijn helpende moet ik afspraken maken over het uit te voeren werk, waardoor mijn huishouden mogelijk in minder uren op orde is. Hoe vaag wil je het hebben?

Bovendien staat in de volgende zin dan weer dat de Thuiszorg voor 2014 samen met mij het aantal uren hulp bepaalt dat nodig is. Maar het ging toch niet om uren, maar om de invulling? Geen wonder dat mijn buurvrouw er niets van snapt. Ik begrijp er ook niets van. Dan maar bellen. Er komt een gesprek en daarin wordt van alles bepaald zegt de mevrouw aan de andere kant van de lijn. Ik vraag haar hoe dat dan zit met die uren. Dat weet ze niet. Of 2014 dan wel wordt gehaald zoals in de brief staat. Dat weet ze wel. Nee, dat wordt niet gehaald. Het verbaast me niets met zoveel vaagheden.

maandag 2 december 2013

De liefde als wegwerpartikel

Niets mooiers dan de liefde. Het houdt ons op de been, het maakt dat we gelukkig zijn, dat we ons gedragen voelen. Maar liefde is, zo lijkt het, ook onderhavig aan de tijdsgeest. Werd liefde vroeger in mijn beleving nog als een schat opgevat die je koestert, tegenwoordig lijkt het wel een eenhaps snack die je verorbert en vervolgens weer wegsmijt.

Althans dat was mijn idee toen ik in een buitenlands hotel terechtkwam waar het merendeel van de mensen liefde als een soort tijdverdrijf zag. Nu zagen ze daar veel als tijdverdrijf, want ook de drank en de enorme buffetten waren een soort van vertier. Vooral de Russen waren goed in alle drie. Ze zopen tot ze erbij neervielen, ze schepten borden op tot ze niet meer konden (en lieten ze vervolgens na een paar happen gewoon staan. Hoezo honger in Afrika?). En ze hadden iedere nacht een ander liefje, waar wij dan heerlijk van mee konden genieten. En wie denkt dat het liefje van de ochtend ook het liefje van de middag was, heeft het mis.

De Ivanka’s en de Svetlana’s gingen ’s ochtends met Boris op stap en lieten hem alle hoeken van de kamer zien en zaten een paar uur later al weer met iemand anders te vrijen.

Nationaliteit deed er niet toe, uiterlijk deed er niet toe, leeftijd deed er niet toe, zelfs geur deed er niet toe. Zelfs stinkende mannen waren een optie. Geen betere vrouwen voor dat doel dan de Russen zo lieten de heren van het gastland ons ook weten. Ze willen. Altijd en overal. Zonder voorbehoud. En dus moesten wij dat ook willen. Maar dat wilden we niet.

Ik vond het teleurstellend. Wat is er met de romantiek gebeurd? Het gevoel dat je op wolken loopt en een roze bril draagt. Dat je stottert als je HEM ziet, met een rood hoofd even niet weet waar je moet kijken, dat de zenuwen door je lijf gieren als je met HEM hebt afgesproken? En waar zijn toch die mannen gebleven die je veroveren met hun charme. Die dagen achter je aan lopen met bloemen en bonbons, met uitnodigingen voor heerlijke diners, die je hun leven laten zien en op die manier je hart veroveren. Langzaam en weloverwogen, maar vooral met gevoel.

En die je laten voelen dat je er echt toe doet en niet alleen maar een deel van jou dat een soort wegwerpdeel is. Dat de seksuele moraal tegenwoordig anders is dan voorheen is geen slechte ontwikkeling. Dat mensen genieten van hun lijf en van elkaar is denk ik een goede zaak. Maar om nu net te doen alsof het een maaltijd bij een fastfood keten is, is not my cup of tea. Kom op met die baltsen, die paringsdans en alles wat daar bij hoort. Verover elkaar met cadeaus en leuke sms-jes, schijf kaarten tot je erbij neervalt, verras elkaar en zorg voor elkaar. Dat is toch liefde? Zelfs in de vakantie.

zondag 17 november 2013

Zwarte Piet, misschien toch maar niet

Toen ik voor het eerst hoorde dat mensen Zwarte Piet wilden verbieden vond ik dat absurd. Waarom moest dat? Die leuke helperd van onze Klaas was er toch altijd al geweest? En hij was alleen maar zwart van het roet dat hij tegenkwam door de schoorsteen. Bovendien ben ook ik net als veel andere Nederlanders ook wel van de traditie.

En wie is Sinterklaas nu toch zonder zijn piet? Niemand toch? Dat werd wel wat anders toen ik op Facebook berichten las waar de honden geen brood van lustten. Anouk die met haar 4 gekleurde kindjes aangaf niet voor zwarte piet te zijn werd uitgemaakt voor rotte vis. De meest walgelijke zaken stonden op haar pagina. Dingen die zo erg zijn zelfs dat ik ze hier niet zal herhalen en die er ook helemaal niet toe deden. Vervolgens werd een gekleurde vrouw die helemaal niets met het hele gedoe te maken had, op hardhandige wijze verwijderd van het terrein waar een demonstratie werd gehouden. En toen ging ik eens goed nadenken. Ja zwarte piet is een traditie. Maar slavernij was ook een traditie. Wij Nederlanders vonden het normaal om anderen te knechten, om ze aan ketenen te leggen, om ze te verkopen als waren zij handelswaar. En we verdienden er goed aan. Nu vind ik het altijd wel moeilijk om te zeggen wij, want ik ben daar zelf niet bij geweest. Net zoals u allemaal niet.

Maar het is wel een deel van onze geschiedenis waar ik niet trots op ben. Ook nuanceer ik het wel een beetje. Toen ik in Afrika was zag ik daar de huisjes en havens waar slaven werden verhandeld en waar ze op “transport” werden gezet. Vreselijke taferelen. Maar een gids die me uitleg gaf over de hele handel en wandel gaf ook aan dat veel zwarte Afrikanen net zo hard meededen met die handel als ze er maar geld aan konden verdienen. Zo “gekleurd” is die geschiedenis dan ook wel weer. Maar dat we misschien toch eens moeten nadenken of Zwarte Piet nog wel van deze multiculturele samenleving is, daar ben ik voor.

Als mensen last hebben van zo’n gebruik kun je er op z’n minst een dialoog over aangaan. Kun je luisteren naar wat anderen te zeggen hebben. En als ik hoor dat een donker kindje voor Zwarte Piet wordt uitgescholden en daar last van heeft, ja dan vind ik dat zeker bedenkelijk. Hoezeer ik ook hecht aan die traditie en aan dat speciale feest dat ons zo onderscheidt van andere landen. Bovendien is veranderen iets wat altijd moeizaam gaat. Bij ons thuis was het vroeger ook traditie dat er bij feesten en partijen glazen met sigaretten op tafel stonden en dat wij ons een weg moesten banen door een rookgordijn. Ik ben blij dat we die traditie achter ons hebben gelaten.

maandag 11 november 2013

De huisarts uit Tuitjenhorn

In mijn hoofd zwalk ik van zwarte piet naar Caro Emerald en dan naar een arts in Tuitenjenhorn. Die brei van uiteenlopende zaken maakt het een chaos in mijn hoofd, maar de chaos in het hoofd van die arts zal van een heel ander kaliber zijn geweest toen hij besloot een einde aan zijn leven te maken. Hij werd als vee opgejaagd voor een in mijn ogen zeer humane daad.

Want wie zou nu niet een arts willen die met een slaapmiddel en morfine zorgt dat je nooit meer wakker wordt als je heel ernstig ziek bent Of in eerste instantie pijnvrij. Persoonlijk teken ik er voor en hoop ik dat mijn arts me ook helpt mocht het ooit zover komen. Liever nog zou ik zomaar op een dag dood neer vallen. Zonder het te weten en dan pats boem. Maar je dood kies je zelf niet, tenzij je dus een arts hebt die je bij wilt staan in die nood. En dat was die man dus.

En toen gingen er allerlei geruchten van wat hij allemaal fout had gedaan, alsof hij als een ware dokter des doods honderden mensen had vermoord. Er werd een inval gedaan met 15 man sterk (ik ken mensen die heel andere vergrijpen gepleegd hebben, maar die nu gewoon weer los rondlopen) en raakte de man in een zware depressie. Een verpleeghuisarts die eerder al eens iets negatiefs over de man gezegd had, gaf in een tv programma toe dat dit verkeerd was geweest.

Dat ze het allemaal niet goed hadden ingeschat en dat ze het allemaal, maar dan ook allemaal bij het verkeerde eind hadden gehad. Wat dapper was. Maar de acties zijn niet meer terug te draaien. Ook de man kun je met een handknip van je vingers niet meer terugkrijgen. Hij is er niet meer en zijn geliefden blijven achter. In de wetenschap dat het zo niet had hoeven lopen. Ik vraag me af of zijn einde ook een beetje humaan was. Of hij ook een combinatie van een slaapmiddel met morfine heeft genomen zodat hij zelf niet hoefde te lijden.

Als ik dat aan anderen voorleg, kijken ze me vreemd aan. Misschien omdat ze het niet begrijpen. Ik ben dichter bij de dood geweest dan veel mensen in mijn omgeving dus is mijn eigen dood niet iets abstracts meer. En dan ga je nadenken over je eigen einde. Veel nadenken. Maar ook over het einde van anderen. Of er eenzaamheid was. Of er pijn was. Of er berusting was. Vrede. Er zijn mensen in mijn armen gestorven die geen vrede hadden met hun weggaan. Die bang waren. Die nog wilden leven. Maar ook mensen die heel graag wilden. Voor wie de dood een bevrijding was. Dat laatste hoop ik dan maar voor die engel uit Tuitjenhorn. En zwarte piet? En Caro Emerald? Daar moeten we het maar een andere keer over hebben.

maandag 4 november 2013

Lemsterland: een boek met hindernissen

Lemsterland. Zo heet het boek dat de burgers van Lemsterland krijgen nu hun gemeente wordt opgedoekt. Nou ja krijgen? Het is blijkbaar een hele toer om in het bezit te komen van een exemplaar.

Maandagmiddag kom ik thuis na een dag werken. Ik slof ongelofelijk vermoeid naar de brievenbus en zie daar een enveloppe van De Friese Meren. Nieuwsgierig geworden open ik hem en zie daar een aankondiging van HET boek over Lemsterland. Op de ene kant staat dat we zo’n boek kunnen halen, op de andere kant een uitnodiging voor de Dag van het Zwarte Koor waar het eerste boek wordt uitgereikt. Die dag was zaterdag, dus dat wordt hem dus echt niet meer, twee dagen na dato.

Op de voorkant van de flyer staat dat het boek vanaf maandag 4 november opgehaald kan worden. Ik ga er van uit dat ik om zes uur vast niet meer terecht kan, maar als ik later op Lemsternijs kijk zie ik dat er een enorme rij heeft gestaan voor het Servicepunt om het afscheidscadeau van de gemeente op te halen. Al die mensen stonden er echter tevergeefs want dat hele servicepunt bleek niet open te zijn. Geen mens te bekennen. De flyer is overigens ook erg vaag: je kunt hem ophalen vanaf maandag 4 november staat er. Van hoe laat tot hoe laat (logisch, want het kon helemaal niet) hebben ze er gemakshalve maar niet bij gezet. Hoe kun je dan een flyer rondsturen denk ik dan als er helemaal niemand is? Later lees ik dat een enorme rij mensen die nog steeds voor dat Servicepunt stond, moest verhuizen naar de overkant.

Daar zouden de boeken liggen. Vreemd, heel erg vreemd. Nog verbazingwekkender vind ik de slogan “Op is op”. Hoezo op is op? Je geeft je burgers een cadeau of je geeft het niet. Dus druk je of voor iedereen zo’n boek of je drukt het niet. Goedkoop was het project niet bepaald, dus je zou toch zeggen dat er dan voor iedereen wel een boekje af kan. Maar blijkbaar is dat dus niet het geval. Veel mensen hebben belangstelling voor de pennenvruchten, dus het is de vraag of de werkenden onder ons die overdag geen tijd hebben om het boek op te halen nog aan een exemplaar kunnen komen. Dan wordt het dus een boek voor een beperkte groep en dat is ook niet bepaald burgervriendelijk. En zeker niet een leuk afscheidscadeau.

Hoewel ik Klaas Jansma erg hoog heb, vraag ik me nu ook wel af wat de inhoud van dit boek zal zijn. Ik lees wat over de oude Rintje Ritsma, maar zie verder helemaal niet wie er in beschreven worden of waar het boek over gaat. Ja, het gaat over Lemsterland. Maar hoe en wat? En is het Lemsterland dat wij kennen ook het Lemsterland van Klaas Jansma die hier helemaal niet meer woont? Ik heb ook niemand gesproken die is geïnterviewd of die een verhaal mocht vertellen. Als het nu maar niet zo is als met de verspreiding van het boek: namelijk dikke prut.

maandag 28 oktober 2013

Onbereikbaar

Ik ben onbereikbaar. Niet in de figuurlijke zin van het woord, maar in de letterlijke. Na een paar dagen weg, deed mijn tv namelijk opeens raar. Wel geluid, geen beeld. Het eerste wat een weldenkend mens dan doet is de stekkers controleren. Die zaten allemaal muurvast. Toen checken op het internet of er een storing was. Die was er volgens de KPN niet. Overigens las ik later dat hij er wel was, maar dat terzijde.

Het was op dat moment al laat in de avond en ik had de fut niet meer om de helpdesk te bellen. Vond het ook een beetje raar om dat om 11 uur in de nacht te doen. Dus deed ik wat ik altijd als advies krijg, namelijk alles uitschakelen en daarna weer aandoen. Ik zag groene lichtjes verdwijnen en plaatsmaken voor rode. En dat waarschuwingslicht zei me al genoeg: inderdaad daarna deed niets het meer. Maar dan ook helemaal niets.

Niet alleen gaf mijn tv geen teken van leven meer, ik kon ook niet meer bellen en ook niet meer internetten. En daar zit je dan met je goede gedrag op de bank. Al die middelen die zo vanzelfsprekend zijn vallen allemaal weg. Je kunt niet meer werken, je kunt niet meer tv kijken en je kunt ook niemand op de hoogte stellen van het feit dat je dat allemaal niet meer kunt. Dus moest ik toen toch echt gaan bellen. Met mijn mobiel op de luidspreker (ja die had ik dan nog wel en die was van een andere provider) zat ik hoopvol te wachten op het magische woord dat me zou verlossen van al die onbereikbaarheid. Maar dat woord kwam niet: het kastje was namelijk kapot zei de niet zo aardige meneer aan de andere kant van de lijn. Ik moest een nieuw kastje halen. Maar dat gaat niet op zondag.

Ze zouden het opsturen. Ik vroeg of ik het niet gewoon kon ophalen bij een winkel. Nee, nee, mevrouwtje zei de andere kant streng. Daar konden ze niet aan beginnen bij die winkels, want daar moesten abonnementen worden afgesloten. Ik zei dat ik in ieder geval het internet direct nodig had. Maar hij was niet te vermurwen. Ik moest maar wachten tot het kastje kwam, geen pardon. Dus hing ik een avond op de bank niet wetende wat te doen. Hoe deed ik dat dan vroeger, bedacht ik me. Een boek lezen werd de uitkomst. En vroeg naar bed gaan. Maar vandaag ben ik toch gewoon naar zo’n winkel gegaan. Om te vragen of ze niet alsje, alsje, alsjeblieft zo’n kastje voor me hadden. En natuurlijk hadden ze dat. Ik mag hem weer inleveren als ik de nieuwe heb. Dus het kan wel, naar mannetje van de helpdesk. Nu ben ik alleen benieuwd of ik alles weer aan de praat krijg. Want het is me niks, zo afgesloten te zijn.

Mijn internet en de telefoon doen het inmiddels weer. De tv geeft alleen sneeuw te zien. Waarschijnlijk is echt alles gecrasht, want die zou het nu ook weer moeten doen. Dus nu krijg ik ook nog een nieuw apparaat voor mijn tv. En die komt, ja je raadt het al weer een dag later.

vrijdag 18 oktober 2013

Tegendraadse postzegels

Elke maand opnieuw moet ik rekeningen schrijven aan mijn opdrachtgevers. Zoals veel van mijn collega’s is dat niet bepaald mijn hobby. Uren uit de agenda trekken, kijken welke artikelen je hebt geschreven, titels erbij, kijken wat de tarieven zijn. Kilometers verzamelen en optellen en daar het juiste bedrag bij berekenen. En dat soort werk. Heb ik me er eindelijk toe gezet me aan die taak te kwijten dan is er altijd wel iets weg. De calculator bijvoorbeeld. Meester Hoekstra heeft ons als geen ander geleerd om uit het hoofd te rekenen, maar dat is al wel heel lang weer weggezakt. Dus zonder die Japanner wordt het niet veel.

Dan moeten er rekeningnummers bij gezocht worden. En de juiste data ingevuld. En moet het briefpapier in de printer. En juist op zo’n moment is natuurlijk net de inkt in dat ding weer op en moet ik eerst naar Expert om een nieuwe aan te schaffen. Als al die perikelen achter de rug zijn, kan het werkelijke rekeningen schrijven beginnen. Dat ik dan zo lang mogelijk uitstel en altijd onderbreek door sloten thee. Ik ben dan ook altijd blij dat het weer klaar is. En dat ik er mee naar de brievenbus kan. Maar dat duurde deze maand wel heel lang. Want ik had hele vreemde en tegendraadse postzegels.

Postzegels zeg maar die een soort eigen leven leidden. Er stonden dieren op. Zeehondjes als ik me niet vergis. Heel goed dus. Je kon er ook nog dingen mee winnen en korting krijgen door iets te scannen. Nu ben ik al lang blij dat ik mijn telefoon inmiddels een beetje snap dus daar doe ik allemaal niet aan. Maar die postzegels dus. Ik likte eraan om de lijm te activeren, maar vond de zegel al vreemd smaken. Hij was ook dikker dan een normaal exemplaar. Er gebeurde dus niets. Daarom besloot ik maar eens even mijn bril erbij te pakken (want zonder dat ding zie ik inmiddels geen steek meer als de letters te klein worden). Er stond een complete handleiding bij voor het gebruik van de postzegels. Waar is de tijd dat je er gewoon even aan likte, hem opplakte en klaar was Kees dacht ik nog, maar goed.

Ik moest de zegel een beetje opvouwen en dan zou het wonder vanzelf geschieden: hij zou loskomen en dan zou ik hem op kunnen plakken. Nou, ik heb gevouwen en gevouwen, ik heb de zegel bijna doormidden getrokken, maar loskomen deed hij voor geen meter. Aangezien ik geen postkantoor ben en dit mijn enige postzegels waren, moest het toch lukken vond ik zelf. Na nog tien keer vouwen, nagels ertussen zetten en geïrriteerd raken heb ik maar iets anders bedacht: Ik heb ze gewoon opgeplakt met plakband. En de volgende keer: dan weer gewoon van die zegels die van een rolletje komen of die je met wat spuug op mag plakken. .

zondag 6 oktober 2013

Stress

Een nieuwe werkomgeving is altijd moeilijk. Uitzoeken hoe het allemaal werkt op je nieuwe plek, geen contacten hebben die je in de loop der jaren hebt opgebouwd. Andere bestuurders, andere spelers, een andere mentaliteit. Met een overdracht die ook niet bepaald jofel was, toog ik na eerst maar eens veel gesprekken te hebben gevoerd toch aan het werk.

Het eerste wat ik zag was dat ik uit het computersysteem werd gegooid. Lastig, want een journalist zonder werkende computer is als een bakker zonder oven. Na bellen met de servicedesk bleek dat er een storing was. Daar waar het systeem net een upgrading had ondergaan en dus beter zou moeten functioneren, deed het juist het tegenovergestelde. Na elk bericht dat je op de website zette, gooide hij je er net zo snel weer uit. En die website is de basis van onze kranten, want zo link je door.

Na verloop van tijd hoorden we dat de berichten overigens wel gewoon werden geplaatst. Dus dan maar na elk bericht opnieuw terug naar het hoofdmenu en tien keer zo lang doen over het plaatsen van een bericht. Maar stressen was het wel. Een dag later wilde ik de berichten die ik al op de site had gezet dan maar veranderen in krantenstukken. Dat kan ik thuis doen dus dat ik handig. Maar helaas, wederom een melding dat ook dit niet werkte. Maar dit werkte dan ook echt HELEMAAL niet. Dus niet met wat vertraging op de lijn of dat je er tien keer langer over doet, nee gewoon helemaal niet. Weer bellen met de servicedesk.

OH, nee dat nummer dat we op de redacties kunnen bellen geldt thuis niet. Is namelijk een verkort nummer. Dus eerst collega’s zien te pakken te krijgen die lekker in de zon zaten en helemaal geen belang hadden bij telefoontjes. Toen ik toch het nummer had achterhaald, eindelijk gebeld. Doorgeschakeld, want ook die servicedesk heeft in het weekend een beperkte bezetting. De man die uiteindelijk opnam was alleraardigst. Maar kon me alleen maar vertellen dat ik vanuit huis beslist NIET kon werken. Dus moest ik op wat wel eens de laatste zonnige dag van het jaar was weer naar een kantoor rijden en daar de hele tijd binnen zitten. Dat ik zoveel stress niet meer wilde bedacht ik me. Dat dit niet goed voor de mens is. En zeker niet voor een mens dat al ziek is geweest. Dus ging ik toch nog even naar vrienden. Waar ik andere vrienden ontmoette. En we samen kwamen.

En toen moest het er toch van komen. Werken op kantoor. Deed de sleutel het wel die ik twee jaar geleden heb gekregen? Ja, die werkte. Deed het systeem het? Ook dat. En na een paar uur werken waren mijn schouders hard als steen. Ondanks dat ik dat eigenlijk niet meer wilde. Maar er stonden wel twee pagina’s in de steigers.

donderdag 26 september 2013

Een kamer vol exen

Mijn collega is helaas ontslagen bij ons bedrijf. Wij vinden dat allemaal vreselijk. Omdat het een leuke collega is, maar ook omdat hij uitstekend werk levert en heel erg meedenkt. Wij vinden dat dus zuur. Hij ook trouwens.

Nu houdt hij aankomende woensdag een afscheidsdinertje en ik lachte me slap om wat hij in de uitnodiging had staan. Hij is altijd al erg humoristisch, maar nu had hij staan dat wij mochten komen met partners of ex-partners. Eerst lees je daar nog over heen, maar toen het echt tot me doordrong kreeg ik vreselijk de slappe lach. Hij zat aan de andere kant als een razende te typen en snapte eerst niet waar ik het over had.

Toen ik hem zei dat ik erg moest lachen om het feit dat we ook onze ex-partners mee mochten nemen, had hij hem door. Het zou me wat zijn trouwens: als ik al mijn exen mee moest nemen kon die kerk van hem (hij woont in een kerk) wel eens heel snel vol zijn. Want ik besefte me opeens dat ik op het gebied van de liefde niet bepaald stil heb gezeten. Nee, ik ben geen slet (waarom moeten vrouwen daar altijd over nadenken en zijn mannen geweldig als ze het op het gebied van de liefde goed doen?), maar er is wel een aantal mannen de revue gepasseerd. Mannen die jaren bleven, maar ook mannen waarmee het na een paar keer toch echt al over was.

Ik stelde me voor dat ik ze allemaal opbelde. “Ja met Meintje. We hebben toen en toen wat gehad en nu vraagt Maarten (ja die ken je niet want ik heb al in geen honderd jaar meer contact met je) dat je met mij op zijn afscheidsfeestje komt. By the way, er komen nog 15 andere exen. Dat je dat wel even weet.

Ik heb inmiddels maar besloten dat ik alleen ga. Dat lijkt me gezien het budget dat Maarten heeft gekregen voor zijn afscheid ook wat eenvoudiger.

maandag 23 september 2013

Groot nieuws

Ik ga u verlaten. Die titel lijkt er eentje uit een film. Met een romantische inslag. Of eigenlijk een dramatische inslag. Maar de titel is nu van toepassing op mij. Ik blijf als persoon wel gewoon, schrik niet. Maar vanuit werkoogpunt ga ik elders bivakkeren. En dat is leuk, maar ook niet. Want ik denk dat ik Lemster met de Lemsters ben.

Dat ik veel mensen ken, dat ik de nodige connecties heb. Het is verheugend nieuws omdat ik daarmee weer een nieuw begin kan maken na mijn ziekte. Gedurende mijn ziekbed moest ik leven van mijn reserves omdat ik freelancer ben. Ja, ik had een Arbeid Ongeschiktheid Verzekering, jaren geleden maar die heb ik opgezegd. Ik dacht eerlijkheidshalve ook dat ik nooit ziek zou worden en de premies van dergelijke verzekeringen zijn torenhoog. Dus daar zat ik vorig jaar: bijna zonder inkomen en zo ziek als een hond. Ik schreef nog deze column en soms als ik wat energie had nog wat anders.

Maar ik zat ver onder de bijstandsnorm met die drie regels per week. Nu heb je als zieke ook niet zoveel nodig: midden in de chemo’s is uitgaan ook geen optie dus het ging zoals het ging. Ook houd je dat dan niet zo heel erg bezig. Als je maar mag blijven leven. Toen ik weer wat aan de beterende hand was, had ik al mijn hoop op mijn werk gevestigd. Langzaam aan weer wat beginnen en weer wat geld verdienen dacht ik. Helaas bleek het bedrijf dat de krant uitbrengt waar ik bij werkte in zwaar weer te verkeren.

Kranten verdwenen, redacteuren moesten op een andere positie worden geplaatst. En aangezien ik als zelfstandige werkte, was ik dus de laatste die op het lijstje stond om weer aan het werk te helpen. Gelukkig heb ik kanjers van collega’s op allerlei kranten. Die maakten zich hard voor mijn positie en schraapten elk freelancebudget dat ze hadden bijeen. Ik kon daardoor weer een beetje aan de slag en zat niet de hele dag thuis te bedenken dat de kanker wel weer eens terug zou kunnen komen. Ik ben ze daar eeuwig dankbaar voor, want het heeft me vooral uit een isolement getrokken waarin ik naarstig aan het verdwijnen was.

Maar nu was er opnieuw een bezuinigingsronde. Van al het personeel dat bij dit bedrijf werkt, moet een derde verdwijnen. Ik zag het dan ook somber in met de freelance budgetten. En ander werk ligt ook niet bepaald voor het opscheppen. En toen kreeg ik vorige week het heuglijke nieuws te horen dat ik op een krant elders mag komen werken. Maar dat betekent wel dat ik met mijn nog steeds redelijk wrakke lijf wel keuzes moet maken voor het één of het ander. Mijn colummn hier en in de krant blijft bestaan. Zover is duidelijk. En ook dat ik hem blijf schrijven. En incidenteel zal ik misschien ook nog wel eens een verhaaltje maken. Maar verder ga ik Lemmer verlaten. Met pijn in het hart.



dinsdag 17 september 2013

Een nieuwe bank en haar in mijn kam


Vanochtend deed ik na de wasbeurt van mijn haar crèmespoeling in mijn pruikje. Daarna kam ik het altijd uit. Voor het eerst sinds maanden zaten er vervolgens enige haren in de kam. En dat stemde me vrolijk. Voor vorig jaar juni vond ik altijd overal haren. In mijn bed, op de grond en in mijn kam. Toen ik kaal was natuurlijk helemaal niets meer en nu is het bosje dus weer zo lang dat er zo nu en dan een haartje uitvalt. En dat stemt blij. Yes, schreeuwde ik naar mezelf vandaag. Er zit schot in de zaak.

Om de feestvreugde te verhogen, heb ik vandaag een nieuwe bank gekocht. Mijn oude had ik weggedaan omdat ik meende zo’n sta-op stoel te moeten kopen. Het ding werkt niet goed en de leverancier zegt dat hij hem komt repareren maar dat is tot op heden nog steeds niet gebeurd. Ik zit dus continue met mijn benen recht vooruit. En dat is pijnlijk voor mijn rug. Het ergste is nog wel dat ik niet even lekker kan gaan liggen. Ja, dat kan wel, maar daar krijg je pas echt rugpijn van. Ik lig dan namelijk in een soort kronkel, scheef en raar en dat doet mijn ruggengraat niet bepaald goed. Over 6 tot 8 weken wordt mijn mooie nieuwe RODE bank geleverd. Onder het motto lang leve het leven, leve de kleur. Ik heb het exemplaar samen met mijn broertje uitgezocht zodat we ook wat quality time broer en zus hadden. Even bijpraten, kopje koffie erbij. Het leven is mooi.

maandag 16 september 2013

Matthijs

Matthijs zie ik elke avond. Net zoals zoveel Nederlanders. We luisteren naar hem, zijn aandachtig zijn onderwerpen en kijken naar zijn bijzondere gasten en luisteren naar bands of solo artiesten die hij weet ik waar altijd vandaan haalt. Matthijs is de getapte jongen met het mooie blonde wilde haar. Maar dat was Matthijs een dikke twintig jaar geleden ook al. En toen zaten wij op wat in de volksmond School voor Journalistiek heet. En op die school moest je ook stage lopen.

In onze jaren kon je nog kiezen voor twee specialisaties en de geschreven pers mensen (zoals ik) die dus kranten en tijdschriften wilden vullen, gingen niet zo goed samen met de radio en tv mensen. Die waren namelijk wat wilder en wat losser. En naar onze smaak soms ook wat te veel zonder geweten. De lessen radio en tv en geschreven pers waren vanzelfsprekend niet in gezamenlijkheid, maar in de pauze kwam iedereen van deze deeltijdopleiding wel samen om met koffie de moraal weer wat op te peppen. Want we deden het er allemaal bij en moesten dus twee keer in de week naar Zwolle kachelen om daar nog 4 uur in de collegebanken te zitten.

En om de zes weken hadden we tentamenweek. Dan sloten we ons zelf op en studeerden tot we er bij neervielen. En daar weer tussen door schreven we scripties alsof ons leven er van af hing. Een sociaal leven hadden we bijna niet meer, maar we deden wel de opleiding die we zo graag wilden halen. Natuurlijk dwaal ik hiermee af van het oorspronkelijke onderwerp, want dat is dus Matthijs.
Stage en Matthijs. Want een aantal van onze radio en tv studenten liepen stage bij Matthijs. En de vrouwen mochten meer dan dat alleen bij Matthijs, als u begrijpt wat ik bedoel. Maar de affaires van Matthijs met onze medestudenten werden daar onder de koffie besproken. En vanaf dat moment had ik eigenlijk wel een hekel aan Matthijs. Want wat hij deed was niet bepaald netjes.

Dus dacht ik elke keer als ik Matthijs zag: “Klootzak.” En toen zag ik hem opeens vorige week voorbij komen met een openbaring. Mensen moesten vertellen wat hun guilty pleasures waren als het om de muziek gaat. Liedjes dus die je keihard mee blèrt, maar waar je je eigenlijk wel voor schaamt. De tafelgasten kwamen met Hello, is it me you’re looking for van Lionel Richie, Lady in Red van Chris de Burgh, Jermaine Jackson en Pia Zadora en zelfs Ein bisschen Frieden van Nicole. En toen moest Matthijs. En hij biechtte op, zonder zich daarvoor te schamen, dat hij genoot van Roger Whittaker met Last Farewell. Zoetsappiger dan dat kun je het nauwelijks hebben. En toen begon diezelfde Matthijs opeens ook nog mee te zingen. En dat was meer dan aandoenlijk. En toen dacht ik zomaar opeens:” Ach die Matthijs toch.” En ik vergaf hem. Voor al zijn klootzakkerigheid.

maandag 9 september 2013

Hard en meedogenloos

Ik ruik hem, ik voel hem, ik zie hem. Hij komt op kousenvoeten langs geslopen en neemt helemaal weer bezit van ons land. En ik vind het helemaal niets. Komende week nog een keer nazomeren, onder hopelijk mooie temperaturen en dan is zoals het woord het al zegt de zomer weer voorbij. En dat vind ik verschrikkelijk, want voor mij kan hij niet lang genoeg duren. Ik heb me toch een hekel aan herfst en winter, dat is met geen pen te beschrijven. Altijd donker, altijd koud. Niet lekker buiten zitten, niet de zon op je gezicht. Geen terrasjes meer, lekker teuten op de weg, afspreken om naar een eiland te gaan, met je kont in het gras liggen en kauwen op een grassprietje. Niet meer zwemmen in de zee met hoge golven, niet meer pootjebaden of met de boot weg. In plaats daarvan wakker worden als het donker is en thuiskomen als het alweer donker is. En de kachel ondertussen op turbo, want ik heb het eigenlijk altijd koud. Nu alweer stapel ik kledingstuk op kledingstuk. Hemd, shirt, trui en daarover heen nog een fleece. Dat mag ook wel vind ik: gisteren gaf mijn autometer aan dat het 17 graden was. In de zon wel te verstaan. Natuurlijk hebben we nog even lekker buiten gezeten, maar daar moest op een gegeven moment ook een jas aan te pas komen. Mijn winterjas, wel te verstaan. Ik denk wel eens dat ik eigenlijk deep down een gereïncarneerde Afrikaan ben. Alleen mijn huid is wit, maar de rest is zwart. En ik houd van de zon. Meer dan wat dan ook houd ik van de zon. Altijd. Van januari tot januari. Hoewel ik me ook wel besef dat wij hier geen moessons hebben (hele delen van Afrika staan nu blank en de helft van de bevolking lijdt daardoor aan malaria) en dat dus echt een voordeel is, zou ik er toch wel wat voor voelen om naar een land af te reizen waar die zon zich veel vaker laat zien. Ook gewoon met kerst. Eens ging ik met kerst naar Portugal met mijn lief. We zaten in de bikini en zwembroek onder de kerstballen. Wat was dat heerlijk! Bovendien vraag ik me af hoe lang deze winter weer gaat duren. Voor mijn gevoel was dit van het afgelopen jaar langer dan ooit. Als klein kind dacht ik altijd dat de zomers eeuwen duurden, maar tegenwoordig zijn die in mijn beleving ultra kort en de winters extreem lang. Mocht er weer zo’n exemplaar komen, dan houd ik het voor gezien. Ik koop niet eens meer zo’n daglichtlamp, ik koop gewoon daglicht. Elders wel te verstaan. Waar die zon wel schijnt. Hard en meedogenloos.

zondag 1 september 2013

Spelletjes en hartkloppingen

Ik ben verslaafd. Ik geef het toe. Niet aan drank of drugs. Niet aan eten (nou ja dat wel op z’n tijd). Maar ik ben verslaafd aan al die domme spelletjes die ik via Facebook kan spelen. En volgens mij is deze verslaving net zo erg als aan al die andere middelen.

Want ik heb hartkloppingen, ik ben gejaagd en ik spreek met mezelf af dat ik maar tot drie uur mag spelen, maar dan wordt het toch steeds weer heel snel vier uur. En als ik ’s ochtends uit bed kom ga ik eerst spelen en dan pas douchen en thee drinken. Ik neem nergens meer de tijd voor; ik ben alleen nog maar daar mee bezig.

Hoe de spellen heten weet ik niet eens. Iets met crush en met Pets. Ik moet bonen achter elkaar zetten en dan komt er soms zo’n soort vuurbal tevoorschijn die alles laat verdwijnen. En als ik er drie op een rij heb dan krijg je een soort verpakkinkje er om heen en die zoeft ook weer alles van het beeld. Ik switch van het ene spel naar het andere, want in het andere moet ik huisdieren redden. Die staan dan op gekleurde stenen en die stenen moet ik zien te verwijderen. En ik wordt gejaagder en gejaagder en met mij de hele rest van mijn Facebook vrienden. Want op elk verzoek voor een nieuw leven krijg ik weer een exemplaar.

Als ik dus zo zit te zenuwlijeren doen anderen dat op datzelfde moment ook en ook zij proberen bonen van een rijtje te schieten, huisdieren te redden en oogst binnen te halen. We zitten niet gezellig bij elkaar met een kopje koffie en Monopoly of Mens-Erger-Je-Niet, nee we zitten overal verspreid met RIS handen van de muis als een bezetene te spelen. Alsof ons leven er van afhangt. En levert het wat op? Welnu. Als je het volgens mij goed wil doen moet je zelfs ook nog betalen.

Dat doe ik dan net nog niet, maar ik zie soms scores bij mensen waarvan ik denk: Oké, jij hebt dus ook nog de creditkaart getrokken om verder te gaan met dit spel. Want ook dat doen we: we houden elkaar op de hoogte van onze score. Als ik iemand heb ingehaald is dat zo’n prestatie dat het systeem zelf er voor zorgt dat ik met een druk op de knop dat aan al die mensen kan laten weten die lager dan ik hebben gescoord. Alsof dat een verdienste is. Eerder ben ik van al die spelen af gegaan, maar op de een of andere manier zit ik er nu opeens weer op. Toen snapte ik het ook niet zo goed, soms nu nog steeds niet trouwens, maar nu ik merk dat ik echt hartkloppingen van het gedoe krijg, wordt het misschien wel eens tijd voor een bezoekje aan de Jellinekkliniek. Afkicken van Facebookspelletjes, het moet toch niet gekker worden.

maandag 26 augustus 2013

Hygiëne: een fijne vieze onderbroek

Toen ik las dat 15 procent van de mensen ontevreden is over de hygiëne van de partner moest ik toch even gniffelen. Als je dus 10 mensen tegenkomt, dan vindt 1,5 dat de partner nu niet bepaald de meest frisse is die er rondloopt. En daar moet je dan het bed mee delen!
Verder lezend zag ik dat 83 procent van de mensen die meededen elke dag van onderbroek te wisselen. Dat impliceert dus dat bijna 20 procent dat niet doet. Het grapje over omgekeerde slips kent iedereen wel, maar dat iemand gewoon nog maar een dagje in het ondergoed kruipt, gaat er bij mij niet in. Ook met de mondhygiëne is het blijkbaar niet zo goed gesteld. Maar 40.5 procent poetst de tanden in ieder geval 1 keer per dag. De resterende 60 procent slaat dus gewoon dagen over.

Die hebben dus gewoon mos op de tanden staan stel ik me zo voor. Dat alles bedenkend ga je graven in je eigen verleden. Natuurlijk heb je daarin ook mensen die je nu op z’n zachts gezegd niet bepaald fris vond ruiken. Of waarbij je wel eens een graai in een kledingstuk deed en dan toch hele vreemde zaken tegenkwam. De romantiek is er dan snel af moet ik zeggen.

Zo verbleef ik een keer bij een vriendje. We hadden het meer dan gezellig tot ik zijn onderbroek op de grond zag liggen. Het tart ieder voorstellingsvermogen om aan te geven wat zich daarin allemaal bevond, maar ik was op slag misselijk. Nou, je libido is dan heel snel verdwenen! Vanzelfsprekend zal ik ook niet altijd even fris hebben geroken. Na een dag hard werken of hoge temperaturen heeft iedereen denk ik wel zo zijn luchtjes. Bijna ieder weldenkend mens gaat dan volgens mij eerst even douchen. Dit schrijvende moet ik opeens denken aan die lover die zo biologisch dynamisch was dat hij zich niet waste. Althans niet met iets dat reinigend vermogen had. Hij geloofde niet in zeep.

De geuren die daardoor van zijn haar afkwamen waren een kruising tussen een ranzige frietzaak, een asbak en een gaarkeuken. Etensluchten en rookluchten gaan namelijk allemaal in je haar zitten. Ik dacht nog aardig te zijn en heb een heel regiment aan biologisch verantwoorde verzorgingsproducten voor hem gekocht. Dat viel niet in goede aarde; de relatie werd al snel verbroken. Ik was te weinig begripvol. Dat geloof ik ook wel; ik ging over mijn nek van wat me werd voorgeschoteld. Het was zogezegd een dealbreaker. Waar ik me ´s ochtends het bed uitspoedde om alle cruciale delen eens goed te reinigen en mijn ochtendgebitslucht weg te werken, vond hij dat die van gisteren, eergisteren en zelfs de week er voor er lekker bij hoorden. Ik heb bedankt.

Actie pampers maandboxen

maandag 19 augustus 2013

Weekendje weg

‘Oh, nee. Ik dacht altijd al dat mensen dat doen, maar ze doen het dus echt. ‘ Mijn vriendin waar ik een weekendje mee naar Berlijn ben, kijkt me vol afgrijzen aan. Ik heb mijn schoenen in de kast gezet en dat vervult haar klaarblijkelijk met de meeste weerzin die een mens zich maar kan voorstellen. Ze heeft het over straatvuil en hygiëne en natuurlijk heeft ze gelijk. Maar ik maal eigenlijk niet zo om dat soort dingen. Ik heb altijd geleerd dat je daar weerstand van opbouwt. En ik sta er eigenlijk ook nooit bij stil.

Wie mij kent weet dat er in mijn woning altijd een bom lijkt te zijn ontploft. Die ruim ik zo nu en dan weer op, maar hij komt ook altijd weer terug. Ik ben slordig. Ja ik ben slordig. En dat soort zaken komt pas aan de orde als je met z’n tweetjes op een kamer verblijft. Over geld hebben wij geen problemen. We maken een pot en betalen daar uit wat we nodig hebben. En wil iemand een goedkoop kopje thee en de ander een cocktail van 15 euro dan doen we daar gelukkig niet moeilijk over. Want dat haat ik.

En we willen ook graag dezelfde dingen zien: we sjouwen langs mooie gebouwen en gedenkwaardige plekken. We nemen een rondvaartboot. Maar gaan ook lekker eten en shoppen. In dat opzicht doen we het heel goed. Alleen op die kamer is het een ander geval. Zij ruimt de hele dag achter mijn kont op, ik vraag me af waar ze zich toch de hele dag druk over maakt. Dat dat jurkje daar ligt is helemaal niet erg: het ligt er warm en droog. Waar ik me dan weer over verbaas en wat zij niet snapt is dat zij met de deur open plast. Dat zijn van die persoonlijke dingen die ik dan weer liever niet aan de buitenwereld toon. En die ik ook niet van een ander hoef te horen. In een grote woning kun je dat soort zaken nog wel afschermen, maar op een kamer van een paar meter bij een paar meter worden dit soort zaken opeens heel duidelijk. Niet pijnlijk, helemaal niet pijnlijk. Want we hebben het gewoon heel fijn daar in die Heimat. We verwonderen ons er alleen over dat je zo gelijk en toch ook zo verschillend kunt zijn.

Als zij op de terugweg van Berlijn naar Nederland opeens verandert in een soort autocoureur (nadat we uren lang in de file hebben gestaan) verbaast me dat weer. Ze scheurt met 150 over de Duitse Bahn, neemt rotondes alsof de duivel ons op de hielen zit. En daar ben ik dan weer niet zo van. Ik roep dat ik nog niet dood wil en zij vindt mij waarschijnlijk een enorm watje. En dat ben ik ook. De dag na het weekend bellen we elkaar op: Wat mis ik je. Wat hadden we het goed! En zo was het ook.

maandag 12 augustus 2013

Gemeentekennis

Je zou denken dat de ambtenaren van De Friese Meren wel een beetje weten wat er leeft in Lemsterland. Zeker als ze aanwezig zijn op een bijeenkomst die gaat over Lemmer. Toen ik de laatste keer bij een vergadering was, bleek daar bitter weinig van waar. Zo had men daar nog nooit gehoord van de Zuid-Friesland.

De mevrouw die mij vroeg me in te schrijven op de presentielijst kwam speciaal vragen wat Zuid-Friesland dan wel mocht zijn. Toen ik haar verbaasd aan keek en haar zei dat ik het vreemd vond dat zij dat niet wist, had ze niet echt een antwoord anders dan dat zij daar niet over gaat.

Op zich is dat al vreemd: ambtenaren zouden toch moeten weten wat er zoal gepubliceerd wordt over ons mooie grondgebied. Omdat ze dan weten wat er leeft, maar ook om zaken bij te houden die mogelijk belangrijk zijn. Bovendien adverteert de gemeente in dit blad. En zoveel kranten zijn er nu ook weer niet op het terrein van De Friese Meren. Ik tel er hooguit 5.

Omdat wij dus niet bekend waren, werd er ook lustig op los gebabbeld. Er werden zaken gezegd die naar mijn idee niet zo goed kunnen. Zo zei een ambtenaar letterlijk dat er in Lemsterland raadslieden waren die aan stemmingmakerij deden. Dergelijke uitspraken horen niet in het openbaar is mijn mening. Daar komt bij dat raadslieden er zijn om het openbaar belang te dienen. Dat kan nooit verward worden met stemmingmakerij.

Het toont verder vooral aan dat Lemsterland nog steeds een vreemde eend in de bijt is. Want vergaderen in Lemsterland gaat er nu eenmaal anders aan toe dan in Skarsterlân of in Gaasterlân-Sleat. Raadslieden zijn daarnaast erg betrokken en vertonen zich vaak op bijeenkomsten waar iets wordt uitgelegd of waar betrokkenen zich uit kunnen spreken tegen of voor iets. Dergelijke uitspraken doen overigens het ergste voor de toekomst vrezen.

Nu is het natuurlijk de vraag of Lemsterland überhaupt nog veel afgevaardigden kan gaan leveren voor de nieuwe raad. Maar is dat wel het geval dan lijkt het alsof ze de mond zal worden gesnoerd. Voor het democratisch gehalte niet bepaald een goede zaak. Overigens toont het ook aan dat de ambtenarij wel een hele dikke vinger in de pap heeft, daar waar raden uiteindelijk toch de definitieve besluiten moeten nemen. Ik adviseer De Friese Meren in ieder geval om een avondje voorlichting te houden over de media die aanwezig zijn in het gebied. Dan worden er tenminste niet meer zulke flaters geslagen.

zondag 28 juli 2013

Onbeskoft

Ik ben gek op het programma FC Kip van Jandino. Vooral Judeska is mijn favoriet en naar wat ik gemerkt heb zijn dat er meer. Dat zij de ‘onbeskoftheid’ zelve is, terwijl ze andere mensen dat verwijt moge duidelijk zijn. Het leek een beetje op een situatie waarin een vriendin en ik deze week verzeild raakten.

Zij is doof aan één oor en dat is behoorlijk lastig. Gaat haar telefoon en weet ze niet waar hij ligt, dan zoekt ze steevast in een verkeerde hoek. Als we op pad gaan, moet ik aan haar ‘goede’ kant gaan zitten anders verstaat ze niets van wat ik zeg. Enfin, wij zaten dus op een prachtige zomeravond op een terras aan het dok. Daar kwam een wanstaltig rubberbootje aanvaren met twee mensen daarin die wel heel moeilijk op de kant kwamen. Gewoon omdat hun postuur iets te omvangrijk was voor de klimtocht de wal op. En nee, we lachten daar niet om, we wilden zelfs gaan helpen.

Ons gesprek zette zich voort, tot de heer van het gezelschap ons toeschreeuwde dat het ook wel wat rustiger kon. Het hele terras hoefde niet mee te genieten van onze conversatie en mijn vriendin schreeuwde volgens hem te hard. Toen ik opmerkte dat ze doof is aan één oor, keek hij met een hoofd vol ongeloof. En zei iets van dat zal dan wel.

‘Onbeskoft’ dacht ik. Wat doe je dan op een terras als je zo licht geraakt bent en blijkbaar in stilte je tijd wilt doorbrengen. Ga dan aanleggen bij een eilandje waar niemand is. En als het je stoort, kun je ook eerst in alle vriendelijkheid aangeven dat je er last van hebt. Of vragen of het wat zachter kan, omdat je geïrriteerd bent. Ik vroeg me ook af of het heerschap in kwestie een gezin met een gillende baby tot de orde had geroepen. Ook die kun je namelijk niet sturen. Of iemand met een scootmobiel waarvan de banden wellicht te hard piepen. Of een blinde met een stok die mogelijk te hard tikte. Mogelijk heeft mijn niet synchrone voorkant de man in kwestie ook wel gestoord. Sommige mensen hebben namelijk overal last van.

Gelukkig kregen we bijval van omstanders. Twee jonge heren die direct naast ons zaten, lieten de man direct weten het er helemaal niet mee eens te zijn. En dat hij hier in een toeristenplaats zat waar mensen gewoon zichzelf mochten zijn als ze anderen daarmee niet beschadigen. En dat deed ze niet, die vriendin van mij, want ze is de meest behulpzame en aardige persoon in de wereld die ik ken. Bovendien heb ik vriendinnen die niet doof zijn, die van nature nog veel luider zijn. Maar die hadden de man in kwestie ook heel anders van repliek gediend.

donderdag 25 juli 2013

Wolf in schaapskleren

De afgelopen week was het allemaal wolf wat de klok sloeg. Alle nieuwszenders storten zich op het gevonden exemplaar in de Noordoostpolder, de kranten en websites stonden vol met wolf. Ook op een redactie waar ik mijn kunstjes mag vertonen hadden wij een wolfrijke week. Zonder Roodkapje, zonder grootmoeder, maar wel met experts die over elkaar heen buitelden om de waarheid boven water te krijgen. Althans je denkt dat ze de waarheid boven water willen halen.

Maar wat de één beweerde, bestreed de ander dan weer. Het leek wel een wedstrijd: wie heeft het meeste verstand van de wolf. En wie als een bedreiging werd gezien werd buitengesloten. Een wolvenman uit Duitsland bijvoorbeeld die ik mocht interviewen werd de toegang tot de onderzoeken ontzegd. De Timothy Treadwell (de man die alles met Grizzlyberen deed en uiteindelijk door hen werd verslonden) van de wolven, een Nederlander notabene die in Duitsland een wolvenopvang heeft, mocht niet meespelen met dit spel. Of zijn bevindingen klopten weet ik niet, ik heb namelijk geen enkel verstand van wolven anders dan dat ik ze ken uit sprookjes.

Maar wat hij zei leek redelijk steekhoudend in mijn lekenbeleving. Overigens weet ik inmiddels heel veel van wolven: dat ze in de zomer hun vacht laten vallen. Dat ze niet van water houden en alleen gaan zwemmen als ze gek worden van de honger en er aan de overkant een prooi te vinden is. En dat ze gewoon als mensen over bruggen lopen als ze een bepaalde route willen lopen. Alleen doen ze dat dan wel als er geen mens te bekennen is, want de dieren zijn erg schuw. En dat ze bevers vreten in een omgeving die vooral rustig moet zijn.

Niet alleen de experts vielen over elkaar heen als de bever die hij in zijn maag had, ook mensen die het dier hadden gevonden eisten alle eer op. Toen de één aangaf dat hij blij was dat hij herhaaldelijk had gebeld met de dierenambulance en het dier behouden was gebleven, bleek dat een andere boer meende dat hij daarvoor juist verantwoordelijk was. Het leek wel alsof de aanwezigheid van de wolf in het gebied mensen geagiteerd en opgewonden maakte. Bijna wolfs zeg maar. Inmiddels zijn we nog geen steek verder. Het kan wel en het kan niet dat de wolf hier heeft geleefd. Maar het kan net zo goed dat het dier een paar maanden ergens in een diepvrieskist heeft gelegen bij een Poolse paprikaplukker of een Nederlander die illegaal wolven houdt. Is dat laatste het geval dan lacht diegene zich waarschijnlijk een hoedje om alle commotie die er is ontstaan rondom het gevonden beest. Of hij waant zich Roodkapje.

maandag 8 juli 2013

Je hebt van die dagen

Soms heb je ze. Van die dagen. Van die dagen waarop alles fout gaat. Waarop je bedacht hebt dat het allemaal leuk gaat worden. En dat het dan niet wordt. Zondag was zo’n dag. Er moesten nog flink wat interviews uitgewerkt worden, maar dat ging minder soepel dan ik dacht. Ik moest wachten op kopij van anderen en ook dat kwam niet. Ik zocht naar foto’s en die kon ik niet vinden.

De laptop waar die dingen op staan, is namelijk uit het jaar nul en het apparaat had ongeveer een half jaar nodig om op te starten. Toen al die hobbels toch waren genomen, ontbraken er toch weer zaken. Ik moest 14 verhalen hebben en kon er maar 13 vinden. Het blond van de kapper had blijkbaar zijn werk gedaan, want natuurlijk was nummer 14 er ook wel. Maar daar kwam ik pas na 2 uur zoeken eens achter. Enfin, toen ik chagrijnig in mijn zetel neerzeeg, stootte ik blijkbaar per ongeluk een schilderij aan. Dat donderde echt met geraas naar beneden. Bovendien op een groot Boeddhabeeld dat daar stond op een oosters tafeltje.

De Boeddha werd onthoofd, het tafeltje volledig ontwricht. Maar ook de kaarsjes op het tafeltje en de kettinkjes rond de nek van de Boeddha werden gelanceerd. Wat een bende. Dommer dan dom gooide ik de gewonde Boeddha maar in de vuilnisemmer (mag dat eigenlijk wel, is dat geen heiligschennis?). Terwijl ik bedacht dat deze dag het niet meer ging worden en het tijd was voor mijn bed, grepen mijn handen al naar de vaatwasser. Die eerst maar even vullen.

Pannen met rotzooi eerst maar even legen in dezelfde vuilnisemmer waar ook mister Boeddha in delen in was verdwenen. Maar toen bleek dat de vuilniszak wel heel vol was. Ik wurm het ding uit de emmer, althans daar deed ik een poging toe. Ik wurmde nog eens en toen nog eens. Het ding kwam los, ik wilde al joepie schreeuwen toen de hele bodem eruit viel. Alle prut van een paar dagen over de vloer. Beschimmelde sinaasappels, uitgelopen boontjes, vieze drab van ondefinieerbare zaken. En een stank! Niet te harden. Waarschijnlijk door de warmte.

En daar stond ik tot aan mijn knieën in wat leek op De Steke. De uitgewoonde zak in en andere overkiepen ging moeizaam. Want wat er nog in het oude exemplaar zat viel toen ook maar lekker naast de andere zooi op de grond. Dus heb ik maar met mijn ogen dicht zitten graaien en opvegen. Toen als een haas met de nieuwe vuilniszak naar beneden gerend, voordat hij weer kans zag om te knappen. En daarna met bleek de hele zooi grondig gereinigd. En nu stinkt het. In mijn huis. Naar bleek. Omdat het mijn dag gewoon niet was.

maandag 24 juni 2013

Telefoonperikelen

Een tijdje geleden is mijn telefoon gestolen. In arme landen kunnen ze van alles gebruiken dus ook mijn koelkast zoals hij door velen werd omschreven. Nu was het voor mijn doen al best een hele luxe koelkast. Ik kon er op internetten (wat ik niet deed overigens). Ik kon er op WhatsAppen (wat ik ook niet deed). En ik kon er mee bellen en sms-en (wat ik wel deed). Mijn goede oude Nokia had bovendien een normaal toetsenbordje waar ik heerlijk met mijn vingers overheen kon glijden en de letters in kon drukken die ik wilde. Dat is nu allemaal verleden tijd.

Ik heb een nieuwe telefoon. Een Samsung Galaxy nog iets. Die moest ik vooral hebben vond mijn omgeving. En ik? Ik vind het helemaal niets dat ding. Toen ik net uit de winkel was, ging opeens het apparaat. Ik zag rood en groen verschijnen en bedacht dat ik daar dan vast op moest drukken. Ik drukte tot ik een ons woog, tot de mensen aan de andere kant hadden opgehangen zelfs en wist toen nog niet hoe ik moest opnemen. Er zat wel een boekje bij, maar dat was in het Frans geschreven. Lekker dan.

Van internet heb ik een heel boekwerk gedownload, maar over gewoon je telefoon opnemen werd geen letter geschreven. Waarschijnlijk is dat voor iedereen heel duidelijk. Maar niet voor een non-nerd als ik. Goede raad was dus duur. Oefening baart kunst dacht ik, dus vervolgens heb ik mezelf maar twintig keer met mijn vaste telefoon gebeld. Elke keer drukte ik ergens anders en steeds rinkelde het door tot het bittere einde. Tot ik er zo ziek van was en het ding een slinger gaf. En dat bleek de oplossing, je moet een slinger geven op het frontje en dan neem je dus de telefoon op. Toen ik dat wist, heb ik me maar even aan het sms-en gewaagd. Hoewel ik niet bepaald worstenvingers heb, glijden die staakjes van me toch steeds van de toetsjes. En dan staan er woorden die niemand begrijpt. Echt helemaal niemand. Wat kun je ook maken van hhjjaa. Niets. Ik zou dus bijna terug willen naar Gambia om mijn daar gestolen apparaat om te wisselen voor mijn goede oude Nokia. Daar zouden ze het niet erg vinden waarschijnlijk, ik zou er heel blij mee zijn.
Gelukkig bracht mijn neefje afgelopen zondag uitkomst. Hij kwam, zag en overwon en leerde me van alles over het apparaat. Ik kan nu Whatsappen, Skypen, Facebooken, weet hoe ik foto’s en filmpjes moet maken en kan ze doorsturen. En toch vind ik er nog steeds helemaal niets aan. Mijn vingers blijven van het apparaat vallen, de teksten blijven onleesbaar. Waar is die tijd gebleven waarin we gewoon één telefoon hadden die in de gang hing en waar we gewoon mee belden? Geef mij die maar terug.

zaterdag 8 juni 2013

Geluk

Het is iets waar we allemaal naar streven stel ik me zo voor: het grote geluk. Dat dat in kleine en grote dingen kan zitten, weet waarschijnlijk iedereen wel. Je hoeft niet persé in de grootste villa te wonen of in de grootste auto te rijden om geluk te ervaren. Sterker nog; ik zelf denk dat het daar helemaal niet in zit. Geluk is volgens mij ook heel cultureel gebonden. Ik ben net een paar dagen terug uit een West-Afrikaans land en daar waar ik altijd dacht dat die mensen niet gelukkig konden zijn, ervoer ik nu opeens een heel ander gevoel. Want nee, ze hebben er niets. Hun huizen zijn ietwat krotterige optrekjes met een matras op de grond. Ze koken op steenkool en moeten elk dubbeltje omdraaien om hun huishouden draaiende te houden. Maar wat ze daar wel hebben en wat wij al lang niet meer hebben zijn enorm sterke sociale netwerken. Hele families wonen er samen op wat compounds worden genoemd. Mensen eten er samen, zitten hele avonden met elkaar te ouwehoeren over het leven en als de één iets niet heeft, heeft de ander het wel. In de tuin van één van de mensen waar wij waren uitgenodigd om te komen eten, stond een hele grote mangoboom. Hij hing werkelijk helemaal vol met vruchten. Toen ik vroeg wat ze daar allemaal mee gingen doen omdat ik dacht dat ze er misschien wel jam of een saus van gingen maken, was het antwoord heel simpel: wie zin heeft in een mango komt ze gewoon halen. Zo simpel kan het dus zijn. Wat me verder vooral opviel was dat die sociale samenhang voordelen heeft die wij al lang kwijt zijn geraakt. In dit soort landen ben je nooit alleen. Er is altijd iemand om voor je te zorgen, er is altijd gezelschap in de buurt. Zelfmoord zo vertelden ze me daar komt helemaal niet voor. Of dat helemaal het geval is betwijfel ik, maar ik geloof wel dat mensen veel sneller terug kunnen vallen op de mensen om zich heen. Ondanks het feit dat ze ’s avonds in een hutje kruipen waar ratten ronddraven en ondanks het feit dat het een struggle for life is. Dat de meeste Afrikanen overigens wel graag naar Europa of de VS willen gaan, zou het concept van dat samenleven nog wel eens beroerd kunnen beïnvloeden. Hier komen en dan avond aan avond alleen achter je potje zitten in de barre kou is toch heel wat anders dan lekker buiten zitten terwijl je je familie om je heen hebt en je vrienden om je heen. In een veranderde economische tijd zou Europa nog wel eens een voorbeeld kunnen nemen aan het concept van die sociale samenleving.

Eigen geld


Lemsterland heeft nog een mooi poeppie met geld over. Maar lijkt dat niet aan haar eigen zaken te mogen besteden als we de wethouders mogen geloven. Het voorstel van de raad afgelopen woensdag om Reddingsbrigade en IJsvereniging te ondersteunen in haar openbare taken, nu het nog kan, werd namelijk niet bepaald hartelijk ontvangen.

De wethouders lieten weten dat Lemsterlands eigen geld waarschijnlijk niet daar heen gaat waar het hoort, namelijk naar Lemsterland. Maar op een grote bult terechtkomt, ook wel put genoemd. Partner in crime Skarsterlân namelijk zit al diep in het rood met haar begroting. Zo rood zelfs dat het meer op pimpelpaars begint te lijken. En het lijkt erop dat onze gemeente daar nu al voor moet boeten. Of moet je stellen dat de politiek te voortvarend te werk is gegaan en als ze haar financiële zaken niet op één hoop had gegooid, dat er dan nu wel geld was om zaken die in Lemsterland leven te bekostigen?

Het is als een slecht huwelijk: Je bent nog niet eens in het huwelijksbootje gestapt maar je aanstaande verbied je nu al dingen te kopen die je nodig hebt. Nee, je hoeft niet naar de tandarts, nee je hoeft geen nieuwe kleren. Mooie vrijage is dat, ik zou onmiddellijk de benen nemen als mijn levenspartner me al zo ging beknotten. De realiteit lijkt nu echter wel dat als de beide andere college geen toestemming geven, zowel de reddingsbrigade als de ijsclub het wel kunnen vergeten. En dan moeten ze waarschijnlijk volgend jaar te biecht bij de nieuwe gemeente.

Een gemeente die ongetwijfeld heel strak de regels hanteert en geen uitzonderingen kent. Maar vooral een gemeente die, zoals nu al werd gezegd, het financieel wel eens bijzonder slecht zou kunnen doen. Fusiegemeenten zijn namelijk per definitie veel duurder dan een enkele gemeente op zich, zo is uit onderzoek wel gebleken. Waar we er dan met z’n allen op vooruit gaan in dat nieuwe verband? De organisatie van zaken zo is de gedachte. Maar tijdens diezelfde raadsvergadering bleek ook al dat die nieuwe gemeente niet eens formuliertjes heeft om als minimalijder wat extra’s aan te vragen. Sommigen zullen dat zien als ontmoedigingsbeleid. Ook dat is een optie. Maar dat stemt dus allemaal niet zo heel erg optimistisch. Als ik de wethouders moet geloven moeten zij nu vechten voor hun leven om Reddingsbrigade en IJsvereniging toch die eenmalige bijdrage toe te kunnen kennen. Persoonlijk lijkt me dat een mooi wapenfeit. Ik zou dus zeggen: ga er voor.

maandag 6 mei 2013

Onverwacht bezoek

Soms is het heel leuk om onverwacht bezoek te krijgen. Vroeger vond ik dat overigens niet; ik had altijd het idee dat mensen me dan uit mijn dagelijkse zaken haalden die veel belangrijker waren. Tegenwoordig is ongepland bezoek gewoon leuk. Deur open, kom binnen, wat wil je drinken. Maar dan gaat het over vrienden.

Als er opeens officieel onverwacht bezoek voor de deur staat heeft dat soms een wat andere uitwerking. Deze keer was dat een meneer van de woningcorporatie. Voor een soort inspectie. Omdat we een nieuwe badkamer/toilet krijgen moest hij even kijken hoe de situatie er bij lag. En dat had hij dus niet aangekondigd, hij kwam zomaar even langs.
Oh jee dacht ik, heb ik daar wel opgeruimd? Ik kwam net onder de douche vandaan en overal slingerden nog washandjes, badhanddoeken en onderbroeken. Stapels wasgoed. Als je weet dat zo’n man komt, ruim je dat van tevoren even op, maar ja daar stond hij dan. Met ook nog eens de camera in de aanslag, dus mijn onderbroeken zijn nu waarschijnlijk voor de eeuwigheid vastgelegd. Ook in de wc moest hij zijn. Gelukkig had ik die net geboend. Je wilt toch ook niet dat zo’n man daar komt als het er niet zo proper is. Of nog erger, als je zelf net op de pot hebt gezeten.

Enfin dat was allemaal niet het geval en ik was al lang blij dat dit allemaal wat normaal verliep. Wilde hij opeens ook nog even boven de situatie bekijken. En boven staat mijn wasmachine. En voor die wasmachine gooi ik altijd mijn vieze kleren neer die nog gewassen moeten worden. En op het bed waar mijn logees liggen heb ik altijd stapels schone kleren liggen. Niet netjes, maar in een soort bergen. Alles in mij schreeuwde: nee, nee doe het niet. Maar zijn zware voetstappen weerklonken al op de trap.

Klots, klots daar ging hij. Ik kon niet bedenken wat er voor die wasmachine zou liggen, dus klotste ik maar achter hem aan. En ja daar zag ik ze liggen; 2 onderbroeken. Gebruikten in dit geval omdat ze de wasmachine in moesten. Niet dat je daar direct van over je nek moest gaan, maar de man hing wel bijna met zijn neus in mijn gedragen slips toen hij de situatie ‘van dichtbij’ bekeek. Ik wilde eerst heel hard wegrennen, toen de onderbroeken voor zijn neus wegkapen. Maar beide kon niet. Hij had vragen over de situatie dus moest ik wel blijven en ik kon me moeilijk tussen hem en de wasmachine wringen om de slips snel weg te moffelen. Daarom bleef ik maar wat schaapachtig staan. Ook hier gingen mijn onderbroeken weer op de foto. En ik bedacht me dat ik de volgende keer toch echt vraag of hij over 10 minuten even terugkomt. Ruim ik mijn onderbroeken in die tussentijd even op.

woensdag 10 april 2013

Wii en Alzheimer

Een Wii moet een Alzheimerpatiënt die steeds maar moet bewegen thuis in bedwang houden. Een dementerende moet met een apparaat in zijn huis zo danig in zijn vrijheid beperkt worden dat hij de deur niet uitloopt of elders in de woning schade aanricht. Het zijn een paar uitkomsten uit de nulmeting die de gemeente De Friese Meren adviseert.

Ik dacht dat ik mijn ogen niet geloofde. Een Wii voor mensen met Alzheimer? Een stroomstoot als iemand die dementeert de deur probeert te openen? Dat laatste staat er natuurlijk niet, maar hoe wil je een dementerende anders die deur niet uit laten gaan anders dan hem op slot te draaien en met alle gevaren van dien. Er zijn legio verhalen van mensen met die aandoening die zich gewoon langs de regenpijp naar beneden lieten glijden omdat ze toch echt naar buiten wilden. En daarbij dus een heup, arm of nog erger braken. Ik verzucht het al langer maar ons land is gek geworden. En nu lijkt onze gemeente ook nog eens krankjorum te zijn. Hoe kun je met je volle verstand aanraden om een Wii aan te schaffen voor iemand met zo’n aandoening?

Wie bedenkt dat van het team? Heeft zo iemand wel eens omgang gehad met iemand die aan de ziekte leed? Overigens snap ik heel goed dat we in dit land niet door kunnen gaan zoals het altijd ging. Dat er geen geld meer voor is en dat gemeenten onheus zwaar worden belast. Dat het uit de lengte of uit de breedte moet komen. Maar daarin heb je fatsoenlijke oplossingen en onfatsoenlijke. De zelfredzaamheid van de cliënt staat voorop, wordt steeds geroepen. Laat dit nu net een punt zijn waarom mensen onder andere thuiszorg en verpleeghulp hebben. Want zo leuk is het niet om jezelf niet meer te kunnen redden.

Ik durf te wedden dat menigeen die nu iedere week thuiszorg heeft wel eens een traantje plengt of heeft geplengd omdat ze zelf die ramen niet meer kunnen lappen of dat bed niet meer zelf kunnen verschonen. Wie dan nu zometeen zo’n huis moet schoonhouden is me een raadsel: onze regering is momenteel met zo’n afbraakproces bezig dat mensen van gekkigheid niet meer weten hoe ze een baan moeten houden. Overigens staat dat ook in de wet: wie WW krijgt moet ook werk in de verte accepteren. Als je dan een baan hebt in Amsterdam, moet je nadat je ’s avonds laat terugkomt zeker nog aan de poets bij je ouders. Of bij je buren die geen kinderen hebben. We slaan door in dit land, waar mensen die banken laten ploffen gewoon op de Bahama’s kunnen gaan zitten terwijl de rest van Nederland op de blaren mag zitten. Meisje (www.meisjelemmer.blogspot.com)

maandag 18 maart 2013

Rabobank

Volgens mij willen ze me niet. De jongens en de meisjes (om maar in de taal van gedeputeerde Poepjes te blijven) van de Rabobank. Ze hebben me al een beetje omdat ik er een paar rekeningen heb lopen, maar voor wat ik verder wil is blijkbaar geen enkele interesse. Al enkele weken geleden stuurde ik ze via de internetsite waar je ook kunt bankieren een verzoek om een gesprek met een deskundige.

Heel duidelijk vermeldde ik daarbij dat het om banksparen ging. Want ik heb ooit een lijfrente afgesloten, maar die moet ik betalen tot ik 67 ben. En ik hoop van harte dat ik dat haal, maar als je eenmaal kanker hebt gehad is bijna 20 jaar nogal ver weg. Genieten is dan het devies en daar is geld voor nodig. Geld dat ik niet heb, omdat ik als zelfstandige bijna een jaar geen inkomen had. Bovendien wil ik niet blijven betalen voor iets waar ik mogelijk helemaal niets aan heb.

Ik gun het mijn broer en zijn gezin van harte, maar wil nu ook graag zelf genieten. Maar al die zaken zijn nogal ingewikkeld en ik vroeg me af of je zo’n lijfrente ook kunt omzetten in banksparen, maar dan in een vorm waarbij je eerder over je geld kunt beschikken. En zonder dat je eerst 52 procent aan de belasting afdraagt en dan nog eens 20 procent boete. Want dan valt er nog weinig te genieten. Op het mailtje aan de Rabobank, tenslotte hun eigen systeem, kwam geen enkel bericht.
Bellen
Daarom ben ik gaan bellen. Of ze nog iets met me wilden. Dat wilden ze. Ik zou gebeld worden. Maar dat werd ik niet. Dus toen ik in Sneek was, maar even binnengelopen. Hier in Lemmer hoeft dat namelijk niet, dat heb ik al een keer eerder geprobeerd en toen bleek wel dat hier geen expertise was op dat gebied. In Sneek stond in de computer dat er een afspraak voor me was gepland. Een belafspraak om precies te zijn. En ook die kwam niet. Dus ging ik weer bellen. En toen werd ik wel teruggebeld. Een aardige mevrouw maakte een afspraak met me. Ik legde de situatie uit, ze had geen idee dat het over banksparen ging, maar ze was bereid om de hele zaak met me door te nemen. Oude regimes van lijfrente, nieuwe regimes van lijfrente. Dat soort zaken. Ik had weer hoop. Tot ze 4 dagen voor de afspraak afbelde. Hij kon niet doorgaan. Waarom is me nog steeds een raadsel, maar dat kon niet. En ik zou gebeld worden voor een nieuwe afspraak. We zijn inmiddels weer een dikke week verder en er heeft zich nog steeds niemand gemeld. Ik ga er dus maar van uit dat ze me niet willen daar bij die Rabobank. Ik ga dus maar kijken of er andere partijen zijn die dat wel willen. Tis graag of niet.

dinsdag 12 maart 2013

Even een slang doorslikken zegt de dokter

Anders dan de kop doet vermoeden ben ik niet naar de dierentuin geweest. De slang waar ik vandaag mee te maken had leeft niet in een kooi, maar in de handen van de dokter. Hij was er overigens niet minder angstaanjagend door. Hierboven op de foto zie je wat ik vanochtend heb moeten inslikken. Alsof het een lekkernij was. Nou dat was het niet.

Ik kuch en slik al maanden erg moeilijk. Ik ben hees en moet constant mijn keel schrapen. Daarnaast heb ik al lang het gevoel dat er iets in mijn slokdarm zit dat er niet hoort. Voordat ik ziek werd had ik dat probleem ook al. Hoestbuien tot ik moest kotsen duidden er op een gegeven moment op dat er toch echt iets fout zat. Maar dat had niets met bronchiën of longen te maken, het bleek maagzuur te zijn dat terug liep in mijn keel.

Om daar achter te komen moest ik naar de KNO arts. Die stopte toen een klein slangetje in mijn neus en kwam daarmee uit in mijn keel. Alles ontstoken was zijn uitkomst. Ik moest van alles doen om die schade te beperken. Een dieet, geen drank, niet laat meer eten, slapen met klossen onder het bed waar het hoofdeinde zich bevindt en maagzuurremmers slikken. Dat deed ik allemaal braaf en dat leek te werken. Ik moest echter wel weer terugkomen, maar heb dat nooit gedaan. Ik had iets anders te doen, namelijk borstkanker overwinnen. Maar deze maand bekroop me een grote angst: dat kuchen en schrapen, die ellende in mijn keel die in het kwadraat was teruggekomen moest wel een oorzaak hebben. Natuurlijk zat daar ook kanker, dat kon niet anders. Zo werkt dat nu eenmaal bij kankerpatiënten.

Eerst stak ik mijn kop nog in het zand, maar uiteindelijk werd de angst me toch te groot. Ik meldde me weer bij de KNO arts, maar die vond dat er eerst weer een verwijsbrief moest komen. Mijn huisarts is de beroerdste niet en ze gaf dat papiertje snel. Met lood in mijn schoenen ging ik naar de beste man toe. Weer ging er een slang door mijn neus in mijn keel (ook niet fijn), maar hij kon niets vinden. Om zeker te zijn verwees hij me door naar de internist. Ik kon direct doorlopen om een afspraak te maken en weken geleden leek die afspraak nog heel ver weg te zijn. Maar afgelopen weekend besefte ik me, nu gaat het echt gebeuren.

En gebeuren dat deed het. Gisteren moest ik bij hem op spreekuur komen om te kijken of het onderzoek dat voor vandaag gepland stond echt door moest gaan. Toen hij mijn geschiedenis hoorde, oordeelde ook hij dat het nodig was. Stiekem had ik nog even gehoopt dat hij dwars door mijn keel, schildklier, maag en twaalfvingerige darm kon kijken, maar dat was helaas niet het geval. Ik moest en zou een slang opvreten, ook wel gastroscopie genoemd. Mijn broer zei dat het wel meeviel, dat ik me maar niet al te grote zorgen moest maken. Anderen hadden daar een andere mening over. En ik wist nog dat mijn moeder op een gegeven moment weigerde om dat onderzoek nog te ondergaan. Maar ja wat had ik voor keuze?

Vannacht maar een dikke slaappil genomen, in de hoop dat ik vanochtend dan nog zo ontspannen zou zijn dat ik die hele slang niet zou voelen. Nou echt wel. Bij binnenkomst zag ik het exemplaar al liggen. Ik schrok me dood. Het was niet een klein slangetje zoals je zou verwachten, maar meer een tuinslang. En dat moest in dat kleine keeltje van mij. Ik kreeg eerst een soort ring tussen mijn tanden en toen werd de slang op mijn tong gelegd. Mooi dat het eerste kokhalzen toen al begon. En niet alleen in mijn keel, mijn hele slokdarm en darmen deden mee. Zal me een mooi gezicht zijn geweest. De slang ging steeds verder in mijn lijf en op een gegeven moment verbaasde ik me erover dat mijn buik helemaal opzwol. Geen wonder: er werd allemaal lucht in geblazen. Kon er ook nog wel bij. De dokter manoeuvreerde ondertussen met die slang van links naar rechts en gaf aanwijzingen aan de assistent die de slang moest ondersteunen. Ik vroeg me vertwijfeld af waar ze toch in godsnaam mee bezig waren.

Ik probeerde rustig te blijven en kalm te ademen en dan ging het wel. Tot ik merkte dat het kwijl uit mijn mond liep. Toen snapte ik dat ik niet voor niets op een soort pamper lag met mijn hoofd. Alles wat uit me lekte werd daar opgevangen. Af en toe kwam mijn peristaltiek weer in beweging en leek het alsof mijn hele lijf aan het kotsen was. Maar dan zonder kots. Toen eindelijk de slang uit mijn keel werd getrokken, kwam er van alles mee. Een soort golf van alles wat zich in mijn maag bevond, ondanks het feit dat ik al vanaf gisteravond tien uur nuchter was. Ik werd afgeboend en mocht toen naast de dokter komen zitten. Die toonde me prachtige foto’s van mijn binnenkant, want de slang was niet alleen voorzien van een lampje, maar is blijkbaar ook een spiegelreflexcamera. De uitkomst was echter dat er niets te zien was en dat mijn binnenkant er roze en gaaf uitziet al die van een baby. Ik kreeg een folder mee van oorzaken waardoor al dat kuchen kon komen. Het zijn waarschijnlijk gewoon de naweeën van de chemo. Die maken van je slijmvliezen namelijk een grote woestijn.

Ik ben blij dat het dit de uitkomst is, nog blijer dat dat onderzoek voorbij is, maar mijn keel voelt momenteel aan als een rasp. Steek er een wortel in en er komt een salade uit.

zondag 10 maart 2013

Koekjes

Ik heb een haat-liefde verhouding met koekjes. Niet omdat ik ze niet lekker vind. Nee, ik heb die rare band met ze omdat ik ze misschien wel te lekker vind. Maar ook omdat ik vind dat ze slecht zijn. Lege calorieën, veel te veel suiker, rare e-nummers. Beter is het om een boterham te nemen, waar wel stoffen in zitten die wat doen voor je lijf.
Het heeft er ook mee te maken dat ik geen maat ken. Van zaken die ik lekker vind, blijf ik eten. Nee, het is geen Boulimia, maar er zit gewoon geen rem op. Geef mij een zak drop en hij gaat tot aan de bodem leeg. Daarna ben ik zo kotsmisselijk dat ik niet meer aan eten moet denken, maar ondanks dat doe ik het elke keer toch weer. Hetzelfde geldt voor chips. Geef me zo’n grote baal Bolognaise chips en hij gaat tot de laatste kruimel op. Volgens mij proef ik ook helemaal niet meer wat ik eet, die hand gaat als vanzelf van de zak naar mijn mond (nee ik doe het ook nog eens niet fatsoenlijk in een bakje.)

Vroeger hadden we ten minste nog van die kleine zakjes waar je je niet misselijk aan kon eten, maar tegenwoordig moet alles groter en meer. En dat is ook te zien: veel mensen hebben denk ik hetzelfde eetgedrag als ik en eten net zolang door tot ze de bodem van de zak of het pakje zien. Toch heb ik ook een andere kant van koekjes ontdekt. Als je ziek bent en er veel mensen langskomen, moet je er voor zorgen dat de inwendige mens van de ander goed verzorgd wordt. Dat betekende dus dat er koffie en thee in huis moest zijn. En koffiemelk en suiker natuurlijk voor diegenen die dat gebruiken (ik zelf dus zelden, omdat ik geen koffie drink of nauwelijks). Maar er horen ook koekjes bij. Voor de meeste mensen is een kopje koffie of thee zonder koekje namelijk geen echt koffie-, of theeuur.

Om mijn al eerder beschreven vreetgedrag in te tomen haalde ik gewoon nooit koekjes in huis. Maar nu moest dat dus wel, wilde ik al die lieverds die mij een goed en warm hart toedroegen een beetje tevreden houden. Dus koop ik tegenwoordig koekjes. Koekjes in soorten en maten. Van stroopwafels tot gevulde koeken, van exemplaren van de bakker tot die uit de supermarkt. Altijd iets lekkers bij de thee of de koffie. En het heeft toch wel wat: zo’n lekkernij in je kast. Het geeft toch een soort troost of zo, maar het is vooral voor degenen die bij je op bezoek komen een soort welkom. Overigens blijf ik dat moeilijk vinden, want ik weet dat ik ze betere zaken kan voorzetten. Maar terwijl ik dit typ, heb ik wel een pak kletskoppen burgemeester gemaakt. I rest my case.

dinsdag 19 februari 2013

Paardenvlees

Vroeger was ik een paardenmeisje. Reed ik op Arabieren tot ik een ons woog door de bossen van Gaasterlân-Sleat. Kamde ik de manen van de zo specifiek ruikende dieren. En was ik geabonneerd op een ponyblad en hingen de posters van de viervoeters boven mijn bed. Wie nu denkt dat paardenmeisjes geen paardenvlees eten heeft het mis. Althans dit paardenmeisje niet. Paardenworst – heerlijk. Paardenvlees, heerlijk mals en niet te versmaden. En heel vetarm. Dus ook erg goed voor de lijn. Ik ben dan ook wat verbaasd door de hele discussie die momenteel wordt gevoerd. Niet dat ik niet begrijp dat je wilt weten wat er in je eten zit. Ik ben daar een groot voorstander van. Geen etiket gaat aan mijn neus voorbij zonder dat ik weet wat er in een artikel zit. En het hoort natuurlijk niet om paardenvlees in een gerecht te stoppen als je op het label zet dat er rundvlees in zit. Bovendien heeft het met gewin te maken, dus ook dat klopt niet. Helemaal mee eens. Aanpakken die hap. Wat ik niet zo begrijp is dat mensen vooral gedoe maken over het feit dat er überhaupt paardenvlees wordt gegeten. Alsof een koe een andere dood sterft dan een paard. Bovendien - en dat vergeten heel veel mensen worden paarden niet geslacht om het vlees. Dus eigenlijk heeft een paard het beter dan een koe als het daar om gaat. Hypocriet vind ik het vooral dat mensen dood vallen over het feit dat er iets zit in een gerecht dat er niet in hoort, want naar mijn mening is modern eten volgepropt met troep. Bekijk een doorsnee kant-en-klaar gerecht en de e-nummers, kleurstoffen en geurstoffen zijn veruit in de meerderheid. En dat schijnt niemand wat te deren. We vreten er lustig op los aan al die troep, stoppen onszelf vol met chemische verbindingen en vallen dan dood over een stukje paardenvlees. Ik zou zeggen, eten dat vlees. En wie er tegen is uit oog van principe, zou misschien ook eens moeten kijken hoe een rund wordt geslacht en verwerkt. En wie echt principieel is zou gewoon vegetariër moeten worden. Dan ben je consequent. Ik ken mensen die gek zijn op ganzenlever en het normaal vinden dat zo’n dier een trechter in zijn keel krijgt om zijn lever lekker te vervetten. Diezelfde mensen vinden dat ze de grootste dierenliefhebbers zijn en huilen hete tranen als een hond of ezel iets wordt aangedaan. Ik kan dat niet rijmen. Wie echt tegen dierenleed is zou nooit meer een dier moeten eten. Of op z’n minst een dier dat nog een diervriendelijk bestaan heeft geleid. En dat geldt voor de meeste paarden die als biefstuk eindigen.

maandag 4 februari 2013

Vodafone

Het is weer de tijd van het jaar dat je je boekhouding van het vorige jaar moet zien af te sluiten. Ik was vorig jaar aardig op dreef tot er een ziekte tussendoor kwam en ik weinig puf had om bonnetjes uit te zoeken. Daarbij stagneerden werk en dus rekeningen, dus veel was er toch niet in te boeken.

Vorige week had ik opeens de geest en hup daar ging het dan. Uitzoeken wat bij welk rekeningafschrift hoorde. Kasbonnetjes bij elkaar zoeken, rekeningen controleren. Het is mijn werk niet zo, maar het moet gedaan wil je de heren en dames van de belastingdienst tevreden houden. Met een handig lijstje bij de hand van zaken die ontbraken moest ik de site van Vodafone op. Die sturen, net als heel veel anderen namelijk geen rekeningen meer. Uit milieuoogpunt zeggen ze. Maar volgens mij is de boom die ik gebruik voor het uitdraaien van mijn rekeningen net zo kostbaar als de boom die zij er voor gebruiken. Bovendien draai ik nooit de rekening direct uit en dat betekent dus aan het einde van het jaren stapels papieren.

Maar nu wilde dat dus niet. Op de een of andere manier kon ik de rekeningen niet openen. En dat moet toch van de belastingdienst, dus wat doe je dan? Bellen. Naar de helpdesk. Vanzelfsprekend krijg je daar een telefonisch keuzemenu. Als je bij nummer 5 bent, ben je alweer vergeten wat nummer 4 ook alweer was. Voor 45 eurocent mocht ik iemand spreken. Tenminste dat zeiden ze. Maar toen ik nog een heel riedeltje had aangehoord over dat alles ook op de website te vinden was, werd de hoorn erop gegooid. Geen mens gesproken. Ik moest toch die rekeningafschriften hebben dus moedig als ik was, probeerde ik het nog maar een keer. Ik was inmiddels bijna een euro verder.

Tot mijn grote plezier kreeg ik nu toch wel een levend iemand aan de lijn. De jongen stelde allemaal heel moeilijke vragen. Welke browser ik gebruikte (weet ik dat?) en of ik Adobe wel bijgewerkt had. Ik ben een oen op dat gebied zei ik, maar ik weet wel dat ik geen rekeningen kan afdrukken. Hij gaf tips en zei dat ik dat maar eens moest proberen. Wat ik natuurlijk braaf heb gedaan. En zo waar na een update kon ik opeens rekeningen tevoorschijn toveren. Na het gesprek werd ik gebeld. Of ik mee wilde doen aan een tevredenheidsonderzoek. Dat wilde ik wel. Wat ik wilde was mijn gal spugen over het feit dat ik zomaar van de lijn was gegooid. Maar dat mocht niet. Ik mocht alleen beoordelen hoe de jongen in kwestie me had geholpen. En dat was goed. Hem er voor laten boeten wilde ik niet. Dus heb ik de telefoon er maar opgegooid. En niemand die terugbelde om te vragen waarom dat was.

maandag 21 januari 2013

Lance

Vreemd toch dat je van de een meer kunt hebben dan van de ander. Want tot het moment dat Lance Armstrong zijn bekentenissen deed en dat was al heel snel in het interview met Oprah, dacht ik nog steeds dat hij het niet gedaan had. Dat hij gewoon op karakter al die Tour de Frances had gewonnen en zich helemaal niet had gewaagd aan epo, bloedtransfusies en wat dies meer zij.

Ik kon het ook bijna niet geloven: iemand die met een slechte prognose een kankerbehandeling ingaat, de zwaarste kuren heeft ondergaan en zelfs een hersenoperatie, zal dat toch niet doen. Maar daarmee zat ik fout. Ik durf niet eens meer mee naar de operatie van een vriendin en denk al bij een glas wijn dat ik daar mijn lichaam mee belast, en deze man liet zich volstuwen met allerlei middelen. Ik stond paf. En toch vergaf ik die Lance.

Heel simpelweg omdat hij kanker heeft overwonnen. Raar eigenlijk dacht ik later, alsof het zijn eigen verdienste is geweest dat hij die ziekte weg heeft weten te krijgen. Want we weten allemaal dat het gewoon een kwestie van geluk is. De een komt er met goede behandelingen en er op tijd bij zijn wel doorheen, de ander ondergaat die nare behandelingen eveneens, maar daar woekert de ziekte toch door.

Ik lees ook altijd dat mensen het er over hebben dat iemand het gevecht niet heeft kunnen winnen. Vreemde benaming, want bij een gevecht ga je uit van twee gelijkwaardige partners. Die zoals bij boksers van hetzelfde gewicht en hetzelfde niveau zijn. Daarbij kun je bij kanker echt niet van spreken. De sluipmoordenaar is een tegenstander die veertig keer zo groot is dan jij , 100 keer zoveel weegt en een miljoen keer gemener is dan menig chemokuur. Dat het overigens een gevecht is, beaam ik wel. Tegen de onzekerheid, de pijn, de behandelingen, het altijd maar patiënt zijn.

Maar Lance dus. Een foute jongen die iets met zijn lijf deed dat ik niet begrijp, maar op de een of andere manier blijf ik een zwak voor hem houden. Ik hoorde mensen zeggen dat hij de wielersport helemaal vernield heeft, dat hij egocentrisch is en een rasleugenaar. En zelfs een psychopaat. Harde woorden, want ik had alleen maar medelijden met hem om eerlijk te zijn. Om zo lang te kunnen liegen moet er namelijk wel iets vreemds in je karakter zitten. Een overlevingsdrang waarschijnlijk die alles te boven gaat. Veel interessanter is voor mij dan ook de vraag waarom iemand zo wordt. Ik zal eens kijken of Lance dat eens aan me wil vertellen. Of zou ik daar toch echt eerst Oprah voor moeten heten?

maandag 14 januari 2013

Te weinig werk en te veel paniek

Ik doe weer wat als het om werk gaat. Hier en daar een interviewtje. Wat politiek. Heerlijk om te doen, lekker bezig zijn. Het is overigens niet meer dan zo nu en dan een interview, omdat de firma waarbij ik werk ook dit jaar weer moet inkrimpen. Terwijl ik er van uit ging dat ik mijn uren weer terug zou krijgen en weer lekker aan de slag kon, bleek dit niet langer te kunnen.

Gelukkig hebben mijn collega’s zich er hard voor gemaakt dat er toch een bepaald budget vrij wordt gemaakt voor me. Dat betekent dat ik hier en daar aan de slag ga. Dat is mooi, maar het geeft niet het ritme dat ik eigenlijk zo nodig heb op dit moment. Want er is paniek. Of het allemaal wel goed komt, of het wel goed blijft.

Toen ik in de kuren zat was het vooral weer een volgende chemo overleven en dan verder naar de volgende. Toen was het de operatie doorstaan en die eerste weken alleen waarin ik me heel ellendig voelde door zien te komen. Daarna was het de bestralingen iedere dag ondergaan. En dan lijkt er licht aan het einde van de tunnel en dan blijkt je geest roet in het eten te gooien. Ik voel overal van alles, terwijl ik mezelf voorneem dat ik nu moet genieten dat het zo goed gaat.

Want het gaat goed: mijn energiepeil is redelijk, ik heb weer zin in dingen. Zolang ik dat ook doe, gaat het ook goed. Lekker onder de mensen zijn, leuke dingen doen. Maar door de week als iedereen zich aan het werk zet, heb ik er moeite mee om positief te blijven. Dan zit ik als een stuk elastiek op mijn stoel of hang ik in de bank. Of ik kom zo laat mijn bed uit dat het al bijna middag is. Dat moet anders, maar ik kan mijn draai nog niet helemaal vinden.

Als ik een goed moment heb geef ik mezelf een schop onder mijn achterste. Houd ik mezelf voor dat het helemaal geen reet uitmaakt of ik hier nu zit te sippen, maar juist moet genieten van alles wat er voorbij komt. Die waarheid ken ik, maar mijn geest lijkt zich er nog niet mee te kunnen vereenzelvigen. Dus ga ik dan maar weer naar de sportschool waar ze me onthalen op thee en praatjes. En waar ik mezelf in het zweet werk en zo de endorfinen weer aanzet tot werken. Iemand die me weer even op de rit zet zou prettig zijn. En een beetje voorjaar zou trouwens ook niet verkeerd zijn.