maandag 27 oktober 2014

De Primark ervaring: voor twee rechtervoeten en een lijf uit proportie

Ik heb voor het eerst een Primark ervaring gehad. Ik wilde dat ik kon zeggen dat het ook direct mijn laatste zou worden, maar helaas. De Primark ervaring was zo slecht dat ik weer terug moest. Om allerlei zaken die niet klopten terug te brengen. Twee rechterschoenen aan een touwtje, een pyjama met een normaal bovenlijf, maar met een broek waar wel drie mensen in pasten. Een badjas, groot genoeg voor een olifant.



Omdat de pyjama niet voor mezelf was, vond ik wel dat ik mijn spullen terug moest brengen en moest vragen om wel een passend exemplaar. Met lood in de schoenen ging ik terug naar de winkel waar ik weken daarvoor voor het eerst was geweest. Ik was toen nog niet binnen of ik dacht al: zal ik weer weggaan. Wat een prikkels, wat een asociale mensen, wat een drukte en wat een gedoe.



Kledingstukken lagen massaal op de grond, mensen reden er zo over heen met kinderwagens, rolstoelen en rollators en niemand gunde elkaar een millimeter ruimte tussen de toch al heel erg dicht op elkaar staande schappen. Maar ik was in goed gezelschap dus ik bleef. Niet dat ik dat gezelschap veel zag: we raakten elkaar namelijk steeds kwijt in de chaos daar.



En dan gingen we bellen om te kijken bij welke afdeling de ander stond. Dat er in een winkel overigens zoveel te koop kon zijn, vond ik bijzonder. Van make-up tot pyjama’s met varkenshoofden, van kettingen tot schoenen en ga zo maar door. De prijs is doorslaggevend blijkbaar, maar de flow waar je daar in komt is echt niet de mijne. Ik was dan ook wel heel erg blij dat we weer huiswaarts konden keren met onze waren. Tot we er dus thuis achter kwamen dat de helft helemaal niet paste, tenzij je twee rechtervoeten hebt of een lijf dat volledig uit proportie is.



Ik heb me er vervolgens even goed op voorbereid, op dat volgende bezoek. Want ik stond niet bepaald te trappelen. Maar ik ging, vond weer dezelfde puinhoop en personeel dat niet anders doet dan alles van de grond rapen en weer opvouwen, omdat mensen blijkbaar het fatsoen niet hebben dat netjes neer te leggen. En toen werd ik zelf heel asociaal. De rijen bij zowel kassa als pashokjes zijn in deze winkel namelijk heel lang. Er wordt zelfs omgeroepen wanneer je ergens naartoe kunt.

Zelf asociaal

Ik zag rij rechts en daar was het superdruk. Ik zag rij links en daar stond niemand. Dus ik stormde als een stormtroep door naar de dame achter het betalingsapparaat. Ik voelde iets prikken. Het bleken ogen. Ik had blijkbaar een rij van zo’n dertig mensen genegeerd (lees over het hoofd gezien). Omdat ik ook niet zo asociaal wilde zijn toen ik dat merkte, ben ik snel weer weggelopen. Met beschaamd hoofd ben ik toen in de andere rij gaan staan. En dat duurde heel erg lang.

Aanbiedingen bij EuroClix

maandag 20 oktober 2014

Ik wilde dat iemand je hand had vastgehouden. Tot het einde

Toen ik er naar toe reed, dacht ik :’Laat het een slechte grap zijn. Laat hem daar gewoon staan en lachend zeggen dat het een test was. Dat hij gewoon wilde weten wie er op zijn begrafenis zou komen. Maar dat we nu een feestje gaan vieren. ” Ik hield die hoop tot het laatste moment. Ook toen ik zijn kist in het crematorium zag staan, dacht ik, nee hoopte ik dat het niet waar zou zijn.

Maar er sprong niemand lachend tevoorschijn, er was geen Candid camera. Er was alleen een kist met daarin iemand die met zijn allerlaatste wanhoop had gedaan wat hij al zo vaak had aangekondigd. Waar zoveel moed voor nodig is. Maar wat ook afschuwelijk is. Want als het leven geen leven meer is en dit de enige uitweg is, moet de eenzaamheid enorm zijn. En die eenzaamheid is denk ik het ergste wat er is. We spraken een aantal keren over zijn gevecht in dit leven. Dat konden we omdat ook ik perioden van enorme depressie heb gekend en ook het gevoel dat niets meer waard is om voor te leven.

Zelfdoding: met de moed der wanhoop

Die gevoelens bij mij verdwenen, maar bij hem werden ze alleen maar sterker. Ondanks het feit dat hij zo zijn best deed om het leuk te hebben. Uitstapjes, etentjes, uitgaan, sporten. Alles werd aangegrepen om een beter gevoel te krijgen. Hij klampte zich met de moed der wanhoop vast aan alles wat kon leiden tot meer geluk. Maar dat was er niet. En toen was het op. Helemaal volledig op.

We gunnen je je rust

Ik zat daar zo te kijken. Naar meer dan dappere familieleden die hem begrepen en meer dan wie ook wisten hoe zwaar dit moest zijn geweest. Maar die hem ook de rust gunnen. Naar zijn kind. Naar nichtjes en neefjes die duidelijk heel erg gek op hem waren. Allemaal in diep verdriet.

Was er maar iemand bij je geweest
En ik kon alleen maar denken: was er maar iemand bij je geweest in die laatste momenten. Iemand die je hand vasthield tot het laatste moment. Zodat je niet alleen hoefde te zijn. Want ja, je mocht gaan. Als leven alleen nog maar lijden is, mag dat. Maar laat er dan in ieder geval iemand bij je zijn. Want niemand verdient het om alleen te sterven. Tot ik hoorde dat hij had gesmeekt om hulp. Niet voor zich zelf, want hij wist dat die zogenaamde hulp hem al die jaren ook niet had geholpen. En omdat hij er al klaar mee was. Maar voor de achterblijvers. Omdat hij wist dat die het er heel moeilijk mee zouden hebben. En dat was een prachtige laatste daad. En toch wilde ik het. Dat iemand je hand had vastgehouden.

maandag 13 oktober 2014

Nare mensen, die kankerpatiënten

Deze keer aarzel ik. Met deze column. Vaak suddert zo’n verhaaltje al wel de hele week of op z’n minst op de maandagavond. Maar vandaag weet ik het even niet meer zo goed. Ze zijn het namelijk wel zat van je, zei iemand tegen me. Dat je het nog steeds over die kanker hebt. En toen las ik een stuk in ik geloof de Volkskrant. Wij kankerpatiënten zijn maar nare mensen om een relatie mee te hebben.



Daar schrok ik helemaal van. Zeker omdat mijn nieuwe verkering daar nooit wat van gezegd heeft, maar ook omdat het wel aangeeft in welke spagaat wij ons bevinden. Want ja, ik geloof best dat mensen het soms zat zijn om weer naar die verhalen te luisteren. En ik geloof ook best dat we soms heel vervelend zijn. Maar dat komt omdat we – of laat ik voor mezelf spreken en mezelf noemen - bang zijn. En daar hoor ik niemand over.

Angst voor kanker

Want die angst is niet bepaald een fijn gegeven. Bij elk pijntje en bij elk knobbeltje denk je namelijk dat je weer vol zit met snelgroeiende cellen en dat je einde onherroepelijk nabij is. Dat je weer moet vrezen voor niet echt heel leuke chemokuren. En als je weer hoort van iemand anders die de ziekte heeft of waarbij hij terug is, val je in een gat waaruit het moeilijk opklauteren is. Bovendien weet je wat de ander door moet en dat hakt er bij mij ook altijd wel in. Ik kan geen mutsje op een kaal hoofdje zien zonder dat het water uit mijn ogen drupt. Omdat ik weet wat dit betekent.

Dit weekend was ik samen met allerlei lotgenoten. We spraken over onze halve borsten, over onze littekens, over hoe misselijk jij werd van de chemo en of alles het nog wel deed. Over ons liefdesleven en hoe dat was veranderd of niet, maar vooral over troost. Want in een periode met zo’n ziekte is troost een voornaam ding. Maar het is ook moeilijk. Omdat je dat soms zelf niet durft te vragen. Of omdat je het vraagt en anderen je die niet kunnen bieden. Want troost is niet zeggen dat het wel goed komt. Want soms komt het niet goed en bovendien maakt zo’n antwoord niet dat je angst daardoor kleiner wordt. Troost is iemand die gewoon zegt dat het vreselijk is. En dat niemand weet of de ziekte weg blijft. En dat anderen ook ziek kunnen worden of door een bus overreden, rationeel weten we dat allemaal. Maar wie nooit een dergelijke ziekte in de ogen heeft gekeken, is denk ik nog niet zo met zijn sterfelijkheid geconfronteerd als wij dat zijn. En ja dat maakt ons soms naar. Of bang. Kies maar.

maandag 6 oktober 2014

Moslims en subsidie

Afgelopen week was het offerfeest voor de moslims. Zij slachten dan een ram, verdelen het vlees voor een groot deel onder de armen, eten een deel zelf en ze vieren feest. Vergelijk het met kerstmis denk ik dan. Tijdens het offerfeest wordt herdacht dat Allah van de profeet niet vergde dat hij zijn eigen kind zou slachten, maar slechts een schaap. Zoals Jezus - voor de christenen onder ons - stierf voor ons.

Met beide ideeën heb ik niet zoveel, maar ik respecteer het feit dat mensen daar veel geloof aan hechten en er tradities van maken. Het zijn voor hen belangrijke dagen. Helemaal goed. Maar toen kreeg ik weer een achterlijk bericht onder ogen van een of andere groepering die websites vol kalkt met dingen waar ze tegen zijn. Dit keer was dat het feit dat er blijkbaar moskeeën zijn die subsidie krijgen voor hun offerfeest.



Want dat mag kennelijk niet. Het is geen christelijk of Nederlands feest en dan hoeven die mensen blijkbaar voor hun activiteiten geen subsidie te krijgen. Ook werd het Sinterklaasfeest er direct bij gehaald. Onze tradities worden verdrongen zo werd met zure toon beklemtoond. Wat ze bedoelden, die simpele zielen, was dat Zwarte Piet ter discussie staat.



Wat ik overigens een goede zaak vindt, want het is wel degelijk een erfenis uit een tijd waarin wij het normaal vonden dat wij ‘zwarte’mensen knechten. En dat was toen niet normaal en dat is het nu nog steeds niet. En jawel, het is denigrerend en naar en het hoort niet. En dat het moeilijk is om van zo’n traditie af te stappen snap ik ook wel. Want het heeft er altijd bij gehoord en veel mensen hebben er zo nooit over nagedacht. Allemaal legitiem. Maar denk er dan nu eens over na en bedenk wat dit voor mensen met een andere huidskleur dus wel betekent.



Het ontging me overigens volledig wat zwarte piet met het offerfeest en met de subsidie te maken had. Slaven kwamen uit Afrika. En in Afrika zijn veel mensen moslim, maar ook veel niet. In Indonesië, Turkije, China en andere landen wonen waarschijnlijk meer moslims dan in heel Afrika bij elkaar. En die hebben beslist geen donkere huidskleur. Dus die vergelijking ging volledig mank. Maar het ergste vind ik nog wel dat een moskee blijkbaar geen subsidie mag krijgen voor een feest waarbij ze ook nog als een soort voedselbank fungeren.

Betalen Moslims geen belasting in Nederland?

Voor het sinterklaasfeest mag die subsidie wel worden gegeven, terwijl dat alleen maar voor de fun is. Heb ik het dan mis als mensen blijkbaar denken dat moslims in ons land geen belasting betalen? Dat zij geen loonstrookje hebben met daarop inkomstenbelasting en premies voor ziektekosten, ziektewet en andere afdragingen? Zijn zij vrijgesteld voor gemeentelijke belastingen alleen omdat ze moslim zijn? Want ja, als dat zo zou zijn dan zouden zij geen subsidie hoeven te krijgen voor hun culturele feesten. Maar aangezien zij dezelfde plichten hebben, hebben zij ook dezelfde rechten. En ja, daar hoort ook de subsidie voor een cultureel feest bij. Logisch toch?

Aanbiedingen bij EuroClix