maandag 27 juni 2016

Integratiestage

Integratiestage. Ik had er nog nooit van gehoord, maar het is blijkbaar een nieuwe uitvinding . Een politieke partij in de Fryske Marren denkt dat ze daarmee bedrijven en asielzoekers dichter bij elkaar kan krijgen, sterker nog om de statushouders aan het werk te krijgen. 


Op mijn vraag of ook niet-asielzoekers daarvoor in aanmerking komen, komt helaas geen antwoord van de partij. Ik vat dit dan maar op als nee. Maar ook op mijn opmerkingen dat de praktijk toch wat weerbarstiger is dan de partij zich dat voorstelt, geen antwoord. Blijkbaar denkt de fractie dat ze het gouden ei heeft gevonden in een tijd dat ongeveer de helft van mijn (niet statushoudende of statushoudenden zonder asielachtergrond) vrienden al jaren zoekt naar een baan. 


Vinden van een baan 


De partij denkt dat al die mensen met een heel andere achtergrond en scholing en een niet zo perfect Nederlands wel aan het werk kan krijgen. Op mijn vraag welke bedrijven dit dan gaan doen overigens ook geen antwoord. Er zullen vast zijn die mensen voor een appel of een ei, of zelfs niet eens dat, aan de slag willen laten gaan. Niet anders dan al onze onbetaalde vrijwilligers die de helft van de zorg draaiende houden en er voor zorgen dat ouderen niet helemaal verkommeren. 


Eindigen in 3-ploegen achter de lopende band

Maar de rest is daar zonder enige compensatie echt niet toe bereid, daarvan ben ik overtuigd. Mensen onderaan de ladder met een minimale taalvaardigheid eindigen ergens in een fabriek achter een lopende band waar ze voor 9 euro in het uur en in 3 ploegen  zich het schompes mogen sjouwen. Overigens eindigen mensen met wel een goede opleiding en bijvoorbeeld een goede beheersing van de Engelse taal daar ook. Ja, het zou mooi zijn als iemand hen daar uittrekt. Maar dat is net zo mooi voor iemand die hier zijn hele leven al woont en aan diezelfde lopende band staat. Maar dat gebeurt ook niet. Loze kreet dus zo’n integratiestage.

Games voordeelweken juli 2016

maandag 20 juni 2016

Een dikke piemel

Eigenlijk is het leuke van ons werk juist datgene wat je niet schrijft. De tussen de letters door situaties. Maar ook de zaken waarvan mensen altijd zeggen, dat moet maar niet in de krant. In feite draait het daar altijd om, datgene wat juist niet in de krant mag.  

We komen niet op de koffie

Maar ook bijzondere mensen die er opvallend uitzien, woningen die op z’n zachtst gezegd apart aandoen, relaties die de wenkbrauwen doen fronzen. Het liefste, het allerliefste zou ik dat allemaal in beeld brengen met letters. Niet dat dit ons zo geleerd is: we moesten zelfs in laden kruipen als het ons uitkwam.  En dat we niet voor de gezelligheid zijn of om koffie mee te drinken. Je bent er voor nieuws.  

Weerbarstige realiteit

De realiteit is echter wat weerbarstiger: zeker in kleine gemeenschappen ben je toch op elkaar aangewezen. Dus je houdt je in, je schrijft niet over die kleine of grote geheimen die mensen je toevertrouwen. De officiële organen, is wat een ander verhaal. Maar ook met hen zul je door één deur moeten. Dus ondanks dat je pen jeukt schrijf je dan maar niet dat je die ene figuur eigenlijk best pathetisch vindt of dat hij eigenlijk helemaal niks weet, ondanks dat hij zelf dat interview heeft aangevraagd.  

Bier, hamburgers en piemels


Afgelopen weekend was ik bij een activiteit waar veel mensen aanwezig waren. Springkussens, clown, bier en hamburger, het was er allemaal. Maar ook oude mannetjes in een oude stofjas met kromgetrokken handen van tachtig die nog gewoon werken. En fris geboende hoofden waar de groene zeep bijna af blonk. Wat een inspiratiebronnen. Het leukste was echter dat ene kleine jongetje. Druk rond huppend op het springkussen deed hij niet anders dan dikke piemel roepen. Niemand keek op of om, maar hij zelf vond het reuze grappig. Hij lachte zich een deuk terwijl niemand om die piemel maalde. En dit opschrijven zodat u het leest, is eigenlijk toch wel het leukste van deze hele column.


maandag 13 juni 2016

Ik vertrek

In de afgelopen weken van aanslagen, neergehaalde vliegtuigen, oververhitte discussies over wel of niet een zwarte piet, discriminatie van donkere mensen in dure auto’s, schietpartijen in een homoclub en alweer of nog steeds die terrorismedreiging was er voor mij één lichtpunt: elke avond werd ‘Ik vertrek’ uitgezonden. Maar dan ‘Ik vertrek’ 10 jaar later. Dat laatste was wel fijn. Want zonder de voorgeschiedenis van al die mensen die hun droom najagen, was het vast niet zo smullen geblazen geweest.

Naaktcamping

Bovendien had ik  geen weet van mensen die een blootcamping beginnen en dan zelf ook bloot achter de balie zitten de gasten in te schrijven En vervolgens in hun naakte nixie op de grasmaaier een veld kaal maken. Ook kende ik het verhaal niet van de mensen die aan biodance (nooit van gehoord) deden, waarbij het samenkomen heel belangrijk is blijkbaar. 

Het werd niks

Overigens werd het niks met die biodance. Ook niet met die blootcamping trouwens. Het laatste stel ging namelijk uit elkaar. Zij kwam een andere jonge god tegen en ging er (bloot) met hem vandoor. De andere hem in zijn nakie achterlatend op een godverlaten camping ergens op een terrein waar hij nog met blote handen de afvoer van het riool had aangelegd. Maar zij bleven tenminste nog in die droom, zij het alleen.


Rampspoed

Ik zag ook iemand die zich heel hard afvroeg waar hij dit toch aan te danken had. Een enorme storm had namelijk zijn net nieuw aangelegd dak van het net gekochte huis geblazen, een muurtje dat voor veiligheid moest zorgen moest hij afbreken en een weg die was gemaakt, moest ook weg van de regering. Tien jaar later was hij, hoe niet verbazingwekkend gewoon weer in Nederland en runde hij ergens een restaurant. Helaas is de serie nu weer afgelopen en moeten we ons weer door al die rampspoed worstelen. Waar hebben we dat toch aan te danken? 

maandag 6 juni 2016

Een uitgestoken hand

Het lijkt de laatste weken alsof alle mensen die we een leven lang hebben gekend, overlijden. Boersma, buurman Zandstra, Van Foeken, Tuinstra en toen ook opeens buurman Sloothaak, oftewel buurman Harm.

Vroeger toen ik klein was, woonden we naast hem en buurvrouw Rinie en vriendinnetjes Anita en Marja. We deelden onze levens, speelden samen, er werd eten over de haag gegeven en er werd op elkaars kinderen gepast. Ik sprak hem onlangs nog zo was mijn gevoel, maar dat was dan toch blijkbaar langer geleden dan gedacht. Want ik wist niet dat hij ziek was en zijn overlijden kwam voor mij dan ook zeer plotseling.

Alleen op condoleance

Manlief is helaas weg naar zijn eigen zieke vader, dus ik moest de gang naar het condoleren alleen maken. Toen ik de auto parkeerde, zag ik allemaal mensen op weg naar dat laatste afscheid. Bekenden, omdat we allemaal elkaars geschiedenis globaal kennen. Alle drama’s, alle geliefden die zijn weggevallen, maar ook de mooie momenten, we zien ze als het ware voor ons als we iemand ontmoeten.


Een uitgestoken hand

Nog voordat ik de auto goed en wel had afgesloten en een woord had gezegd, had iemand zijn hand al naar me uitgestoken.  Dat woord zei ik eerst ook niet, ik aanvaardde de hand in diepe dankbaarheid. Later mompelde ik dat ik het altijd zo naar vind, dit soort dingen alleen. Samen liepen we naar binnen, hij wachtte geduldig tot ik mijn naam in het boek had gezet en samen liepen we weer weg. Ondertussen zag ik al die mensen die ik al zo lang ken ook hun respect betuigen. En daar, onder die ongelofelijk nare omstandigheden voor de nabestaanden dacht ik ‘wat is het toch prachtig dat we binnen onze gemeenschap zo met elkaar omgaan.’ En die hand? Die hand was daar de ultieme uiting van.